
Bavelsbeek, beek onder de Overijsselsche gemeenten Vriezenveen
en Tubborgen, die in de Hollandsche-Graven valt.
Bavema, voorm. state bij het Friesche dorp Akmaryp.
Bavinksvaart, kleine vaart in de gem. Ambt-Almelo.
B a v o o r t, geh. in de Utr. gem. Leusden.
Bazeldijk, dijk in den Alblasserwaard (Z.-Holl.), van Meerkerk tot den
Arkelschen-Dam reikende. De huizen längs dien dijk vormen eene buurt-
schap, deels onder de gem. Hoog-Blokland, deels onder Meerkerk. In
1840 had het eerstg enoemde deel 190, het tweede 137 inw.
Bazeldonk, plaats in de N.-Brab. gem. 's Hertogenboseh, waar het
klooster Hemelspoort heeft gestaan.
Bazuin, geh. in de Drenthsche gem. Zuidwolde.
Bedaf, of Zandberg, bunrt in de N.-Brab. gem. Uden, op de grenzen
Van Nistelrode, met in 1840 656, in 1860 559 inw. De kleine K. Ivath. gern
een u: alhier vormde tot 1848 een rectoraat van het bisdöm 's Hertogenbosch,
doch in 1845 werd dit rectoraat naar het naburige Vorstenboseh overgeb
ragt, waar 3 jaren te voren eene nieuwe R.-Kath. kerk was gesticht.
Bedafsche-heide, heideveld bij de iS.-Br ab. gem. Baarle-Nassau, met
vele grafheuvolen uit den öud-Germaanschen tijd.
Bedijkte-Leek, pold. in de N.-Holl. gem. Berkhout, in 1683 nieuw
gewonnen, ruim 9 bunders groot.
Bedum, gem. in de prov. Groningen, ingesloten door de gem. Kantens,
Middelstum, Stedum, ter Boer, Noorddijk, Adorp, Winsum enBaflo. Hare
oppervlakte, die 5037 bund. beloopt, wordt doorsneden door het Boter-
diep en het 'Westerwijtweerdermaar. Hare bevolking, die in 1822 uit
2723 inw. bestond, was in 1840 tot 3186 en in 1870 tot 4181 gestegen.
In laatstgenoemd jaa r bestond zij uit 3167 Herv., 16 Ev.-Luth., 42
Doopsgez., 1 Rem., 557 Chr.-Geref. 393 R.-Kath. 4 Isr. en 1 ongenoemde.
De landbouw is het hoofdfcedrijf der ingezetenen. Voorts houden zij zieh
bezig met veeteelt, handel in veldproducten en eenigen fabriekarbeid,
waarvoor door de gem. eenige molens zijn gebouwd. Bedum bevat de d.
Bedum, Onderdendam, Noordwolde en Zuidwolde, de buurten Westerdijks-
hom, Onderwierum, ter Laan en de Oosterhuizen, een gedeelte van de
buurt Noorder-Hoogebrug, de geh. den Haver, het Reidland, Ellerhuizen,
het Roodewold en Beijum, benevens een deel van Lutkewoude.
Het d. Bedum, aan het Boterdiep, had in 1840 1051, in 1860 1099
inw. Het is eene onde plaats, die thans 3 kerken heeft; eene Herv., eene
Chr.-Geref. en eene R.-Kath. De Herv. kerk heeft een der hoogste torens
van de Ommelanden. Te Bedum werd in 837 de geloofsprediker Walfridus
door de Noormannen om het leven gebracht. In 1536 werd dit dorp door
de Gelderschen, onder Meindert van der Ham, verbrand.
Beegden, gem. in het hert. Limburg, aan de Maas, tusschen de gem.
Roermond, Horn, Heel, Linne en Herten. Zij is 923 bund. groot, zijnde
de grond in het noord-westen zand, in het zuid-oosten klei. De landbouw
is het hoofdbedrijf der ingezetenen, wier aantal in 1822 474, in 1840 611
en in 1870 661 beliep. E r zijn geene andere dan R.-Kath. inwoners.
Behalve het d. Beegden, bevat de gem. slechts twee g eh .: Apenbroek en
Hatenboer.
Het d. Beegden ligt 1 uur van Roermond, te midden der bouwlanden,
die hier de Maas bezoomen. Het heeft eene R.-Kath. kerk en overblijf-
selen van een oud kasteel. In 1643 woonde Jonker Gillis-van Baexem
op het Huis te Beegden. Den 16 Ju n i 1676 werd Beegden door den
Luikschen Bisschop aan Heer Karel Crol voor 2000 krönen verpand.
In 1690 was Heer Postier pandheer van Beegden. In 1860 bevatte het
d. Beegden alleen 611 inw., terwijl het overige der gem. er niet meer
dan 31 telde.
Beek, gem. in Limburg, door de gem. Sittard, Geleen, Spaubeek,
Schimmert, Ulestraten, Geul, Elsloo, Stein en Urmond ingesloten. Hare
oppervlakte, die door Limburgsche klei wordt gevormd, beloopt 1872
bunders. In 1822 had zij 2086, in 1840 2380 en in 1870 2618 inw.,
voor laatstgenoemd jaa r onderscheiden in 41 Ned.-Herv., 1 Waalsch-
Herv., 2535 R,-Kath. en 41 Isr. — De landbouw is het hoofdbedrijf der
ingezetenen, zijnde tarwe het voornaamste veldproduct. Daamevens worden
echter ook rogge, haver, aardappelen, boekweit, gerst enz. ingeoogst.
Aan bewoonde plaatsen bevat de gem. het d. Beek, benevens de buurten
Geverik, Groot-Genhout, Klein-Genhout, Kelmond, Neerbeek en Oensel.
Op het einde der 15de eeuw leed deze gem., even als hare naburen, veel
overlast van de Heeren van Argenteau de la Marek en andere roofridders.
In 1661 werd zij bij het verdeelen van het Land van Overmaze den Sta-
ten der Vereenigde-Nederlanden toegevoegd.
Het d. Beek, 2 uren van Maastricht, is een aanzienlijk, schoon dorp,
met eene groote R -K a th . en eene nette Herv. kerk. ln 1840 had het
939, in 1860 1090 inw.
Beek, eenzaam d. in de Geld. gem. Bergh, aan de westzijde van het
hooggelegen Bergherbosch, in het midden van heide- en bouwlanden. Of-
schoon men tot Beek in 1840 573, in 1860 1025 inw. rekende, is de
dorpskom zeer klein. Het heeft eene R.-Kath. kerk.
Beek, d. in de N.-Brab. gem. Beek-en-Donk, in 1840 met 270, in
1860 met 285 inw., met eene R.-Kath. kerk en het kasteel Eikenlust. Het
dorp is in 1598 en 1599 door de Spanjaarden, en in 1672 en 1673 door
de Pranschen deerlijk geteisterd.
Beek, d. in de N.-Brab. gem. Princenhage, wier oude kapel in 1790
tot eene parochiekerk werd verheven. Behalve deze R.-Kath. kerk, telde
het d. in 1840 80 en in 1860 118 huizen. De bevolking beliep in ge-
noemde jaren 545 en 631.