
gebouwd op het duin aan de Noordzee en zoowel wegens de nabijheid
der Hofstad, als vele schoone wegen, de naburige bosschen en goede
inrichtingen yoor het ontvangen van' vreemdelingen de meest-bezochte
badplaats van Nederland. In 1840 had het 5903, in 1870 7964 inw.
Vele hnizen, waaronder verschillende villa’s, zijn fraai gebouwd, doch een
ander deel der plaats bestaat uit de eenvoudige woningen van visscherlie-
den en kleine burgers. Tot de schoonste gebouwen behooren het Stedelijk
Badhuis, dat, in 1823 gesticht, van 1826 tot 1828 in den Jonischen stijl
door den architect Reijers werd opgetrokken, verder het uitgestrekte hötel
garni en het nieuwe door Cornelia Outshoorn gebouwde Oranjehötel. In
1826 is er een koninklijk paleis gesticht, hetwelk thans aan Prins Frederik
behoort. Tot 1833 was de Herv. kerk de eenige der plaats. Toen echter
kreeg Scheveningen ook eene R.-Kath, kerk, die voor weinige jaren uit
de kont van het d. naar de noordzijde van den door Huygens aange-
legden weg werd verplaatst. Eene derde kerk, de Evang. kapel, is in-
zonderheid voor de Engelsche, Duitsche en andere badbezoekers, in Go-
thisch-Normandischen stijl, op het duin ten oosten van het Badhuis gesticht.
Scheveningen, ook wel Schevelingen genoemd, is herhaaldelijk door over-
stroomingen geteisterd, vooral in 1470, 1530, 1538, 1546, 1551, 1570,
1775, enz. Merkwaardig is Scheveningen in de vaderlandsche geschiedenis
door het vertrek der stadhouderlijke familie, den 18den Januari 1795 en
de heugelijke terugkomst van Prins Willem van Oranje, den 30 November
1813. Nevens de piek, waar de ontscheping van dien Vorst plaats vond,
in de nabijheid van het kustlicht, prijkt een gedenknaald, den 24 Augus-
tus 1865 onthuld. Herhaaldelijk zijn plannen beraamd om Scheveningen,
dat eene aanzienlijke vloot visschers-vaartuigen bezit, eene haven te geven.
S ch e v en in g s ch -k a n a a l, vaart in de Z.-Holl. gem. ’s Gravenhage,
van het noordelijk uiteinde der stad tot het vlek Scheveningen. Hel; is
in 1822 aangevangen en allengs tot 1840 voortgezet. Toen heeft het
werk gerust, doch na 1847 is het weder ter hand genomen. Dan, ofschoon
de vaart nu- (1876) tot het vlek is genaderd, is het plan om haar tot in
zee te brengen, nog niet verwezenlijkt.
S c h e y , b. in de Limb. gem. Venray. Het had in 1870 97 inw.
S ch e y , geh. in de Limb. gem. Noorbeek, in 1840 met 68, in 1870
met 60 inw.
S eh ie , vaart in Z.-Holl., die zieh in de stad Delft in zuidoostelijke
richting tot nabij Overschie en verder in zuidwestelijke richting tot de Maas
te Schiedam uitstrekt. Zij is voor onbeugelijke tijden gegraven, wellicht
reeds in het Romeinsche tijdvak. Uit de Schie zijn van Overschie
zijtakken gegraven naar Delfshaven en Rotterdam, t. w. de Delfshavensche-
Schie en de Rotterdamsche-Schie.
S ch ieb r o ek , gem. in Z.-Holl., ingesloten door Overschie, Berkel,
Bergschenhoek en Hillegersberg. Zij bestaat deels nit oud land (laag
veen), deels uit eerst uitgeveende en weder drooggemaakte gronden (thans
klei), te zamen groot 615 bund. In 1822 had zij 188, in 1840 256,
in 1875 366 inw. ßij de telling voor 1870 vond men er 314 Herv., 1
Doopsgez., 1 Luth. en 38 R.-Kath. Zij zijn meest allen landbouwers en
veefokkers.
De b. Schiebroek ligt aan den Kleiweg, drie kwartier uurs van Rotterdam.
S ch ieb ro ek , drooggem. polder in de Z.-Holl. gem. Schiebroek, van
1772 tot 1779 ingedijkt en lediggemalen en ruim 558 bund. groot.
S ch ied am , prov. kiesdistrict in Z.-Holl., bevattende de 4 gem. Schiedam,
Delfshaven, Overschie, Kethel.
S ch ied am , vierde kanton van het arr. Rotterdam, bevattende de 4
gem. Delfshaven, Kethel, Overschie, Schiedam.
S ch ied am , ring der klasse Rotterdam van de Herv. Kerk, bevattende
de 7 gem. Schiedam, Delfshaven, Kethel-Spaland-en-Nieuwland, Maasland,
Maassluis, Rozenburg-en-Blankenburg, Vlaardingen.
S ch ied am , gem. in Z.-Holl., wier tegenwoordige uitgebreidheid eerst
van 1869 dagteekent. Zij wordt bepaald in het noorden door de gem.
Kethel en Overschie, in het oosten door Delfshaven, in het zuiden door
Charlois en Pernis, in het westen door Vlaardinger-Ambacht.
Schiedam was tot 1868 slechts 325 bund. groot. Doch bij de wet van
22 December 1867 werd de gem. Oud- en Nieuw-Mathenesse, een deel
van Kethel (namelijk de daarmede in 1855 vereenigde gem. Nieuwland)
en een deel van Vlaardinger-Ambacht bij Schiedam ingelijfd, waardoor
de grootte tot 1207 bund. toenam. De grensregeling met Charlois in
1869 vergrootte Schiedam slechts weinig.
De bev. van Schiedam is in den jongsten tijd snel toegenomen, deels
ten gevolge van eigen bloei, deels van de vergrooting van he t gebied.
Zij beliep in 1795 9111, in 1811 9157, in 1822 10,201, in 1830 11,588,
in 1840 12,360, in 1850 12,691, in 1860 15,237, in ¿875 21,103.
Bij de telling voor 1870 onderscheidde men e r; 9811 Ned.-Herv., 6
W.-Herv„ 522 Chr.-Geref., 521 Ev.-Luth., 6 Doopsgez., 5 Rem., 8324
R.-Kath., 12 Oud-R. en 67 Ned.-Isr,
De gem. bevat, behalve de stad Schiedam met hare voorsteden, niet
dan verstrooide huizen.
De stad Schiedam ligt aan de Schie, nabij den mond dier vaart in de Maas
en bevatte in 1870 3992 huizen en 18,854 inw. Zij is in den jongsten
tijd veel vergroot, vooral aan de zuidwestzijde in den polder Nieuw-
Prankenland. Aan de Langehaven, de Kortehaven en in de Plantage
staan verscheidene huizen, die met de prächtigste woonhuizen te Amsterdam,
Rotterdam, ’s-Gravenhage en Utrecht in schoonheid kunnen wed-
ijveren. Ook de Nieuwehaven is een schoon stadgedeelte, terwijl men vooral
in de Hoogstraat en de Kruisstraat goede Winkels ontmoet. De M arkt is niet
bijzonder ruim, doch de Plantage vertoont een bevallig wandelperk van
meer dan 500 meter lengte. Het walmen van eenige grachten, een gevolg
van den afvoer van het water der branderijen, en den reuk van gis