
en de Geld, gemeenten Heumen en Over-Asselt. Hare grootte beloopt
1022 bund., bestaande de grond, die naar het oosten en noorden door
de Maas wordt bespoeld, meest uit diluvisch zand, doch voor een deel
ook u it klei. In 1822 had zij 396, in 1840 495, in 1875 531 inw. Bij
de telling voor 1870 onderscheidde men er 498 R.-Kath., 2 Herv. en 1
ongen. De inw. bestaan meest van den landbouw. E r zijn 2 d ., Linden
en Klein-Linden. Voorts bevat de gem. de b. ICatwijk en het geh. Gaiberg.
De inw. vinden meest hun bestaan in den landbouw.
Het d. Linden, of Groot-Linden, met eene R.-Kath. kerk, telde in
1840 243 inw.
L in d e r te , b. in de Overijsselsche gem. Raalte, in 1840 met 648, in
1870 met 675 inw.
L in d on k , eil. in de Donge, behoorende tot de gem. Geertruidenberg,
33 bund. groot.
L in d v e ld e , of L in tv e ld e , b. in de Geld. gem. Eibergen, in 1840
met 341, in 1872 met 337 inw.
L in dw e g , geb. onder Nispen, in de gemeenten Rosendaal en Nispen.
L in g e (de), riv. in Geld, en Z.-Holl. De oorsprong bestaat in eene
wetering bij Doornenburg in de Over-Betuwe, die zieh spoedig in twee
evenwijdige, dicht bij elkander loopende takken verdeelt, waarvan de
noordelijke de Rijn-Wetering, de zuidelijke de Waal-Wetering wordt
genoemd. Alting heeft het gevoelen geopperd, dat vroeger eene onder-
aardsche gemeenschap tnsschen de Linge en de Waal heeft plaats gehad.
Dr. Janssen meent eene kunstmatige verbinding .in den ouden tijd te
kunnen aannemen. Te Hemmen vereenigen zieh de Waal- en de Rijn-
Wetering en vormen de Land-Wetering of Linge. Nabij Zoelen ont-
vangt de Linge de Doode-Linge en bij Buurmalsen de Korne. Yan
hier a f voor kleine schepen bevaarbaar, loopt de Linge längs Gelder-
malsen, Tricht, Deil, Enspijk, Beest, Rumpt, Rhenoy, Gellicum en
Acquoy, in de Geldersche Beneden-districten, en längs Asperen, Leerdam,
Heukelum, Oosterwijk, Kedichem en den Arkelschen-dam n aar Gorinchem,
waar zij in de Merwede valt. De Linge, die nagenoeg al het water
van de Betuwe en de Geldersche Beneden-districten afvoert, wordt
van de Aspersche-sluis door zeer zware dijken bezoomd, van welke de
Noorder-Lingedijk, in 1726, 1740, 1809 en 1820 doorbrak. De Zuider-
Lingedijk maakt, ten gevolge der wet van 27 April 1820 een groot deel
der grenslijn tusschen Gelderland en Zuid-Holland uit.
L in g ed ljk , b. in de gem. Leerdam, in 1840 met 277 inw.
L in g en , geh. onder het d. Opeinde in de Friesche gem. Smal-
lingerland.
L in g en sp o ld e r , of v a n d e r L in g ep o ld e r , pold. in de Zeeuwsche
gem. Groede, in 1636 bedijkt en nagenoeg 40 bund. groot.
L in ie (de), vervallen vestingwerk en hoofdkanaal der watering van den
Kapitalen-Dam, j|oorspronkelijk als eene linie ter verdediging van Zeeland
aangelegd en daarom met vele forten voorzien. De eerste lijn dagteekent van
omstreeks 1604. Doch zij is vele malen gewijzigd, v e rv o rm d o f verlengd.
Lin n e , gem. in Limb., op beide oevers van de Maas en ingesloten
door de gem. Beegden, Herten, st-Odilienberg, Montfort, Maasbracht,
Wessum on Heel c. a. Zij bestaat uit zand- en kleigronden en beslaat -
1509 bund. In 1822 had zij 586, in 1840 789, in 1875 944 inw., in
laatstgen. jaa r onderscheiden in 934 R.-Kath., 1 Luth. en 9 Isr., zijnde
bijna alle ingezetenen landbouwers. De gem. bevat het d. Linne, benevens
de gehuchten de Weert, de Breidweg of Brijdweg, Ophoven en Op-de-
Heide, benevens een alleenstaanden molen.
Het d. Linne is zeer oud, want het wordt reeds in eene oorkonde van
den 24 Ju n i 943 vermeld. Het was in de 13de eeuw eene bezitting der
Heeren van Wassenberg. Elisabeth van Brabant, vrouwe van Sprimont,
bekwam het uit de nalatenschap van haar gade, Gérard van Wassenberg,
en stond het den 25 November 1258 aan Graaf Otto van Gelder af.
In de oorkonde daarvan wordt Linne een oppidum genoemd, weshalve
men h e t soms onder de steden gerekend heeft. Het dorp bestaat uit
eenige straten, die zieh van den hoogen oever der Maas naar het
zuidwesten uitstrekken en door verscheidene andere straten verbonden
zijn. De kerk Staat aan de zuidwestzijde. In 1840 had dit d. 621,
in 1870 700 inw.
L in sch o ten , gem. in Htr., ingesloten door Harmelen, Veldhutzen,
Jutphaas, IJsselstein, Willeskop, Montfoort en Snelrewaard in Utr., en
door Papekop en Woerden in Z.-Holl. Zij heeft haar tegenw.-omvang
eerst door de wet van den 27 Ju n i 1857 verkregen, waardoor Linschoten,
Wulverhorst en Achthoven vereenigd werden. Door deze vereeniging is
Linschoten thans 2723 bund. groot, bestaande de grond, die door den
IJssel en de Linschoten wordt doorsneden, in het oosten en midden uit
klei, doch in het westen uit laag vepn. In 1822 bevatte Linschoten
712, Wulverhorst 104 en Achthoven 102 inw., welke cijfers in 1840 tot
899, 122 en 105 waren toegenomen. Tn 1860, na de vereeniging, telde
de gem. 1123, in 1875 1345 inw.,' in laatstgen. jaa r onderscheiden in
835 Herv., 4 Chr.-Geref. cn 506 R.-Kath. Zij bestaan meest allen van
landbouw, veeteelt en zuivelbereiding. Te Linschoten worden o. a. ook klom-
pen vervaardigd. De gem. bevat de heerlijkheden Linschoten, Cattenbroek,
Polanen, Mastwijk, Schagen-en-den-Engh, Achthoven, Heeswijk, Wulverhorst
en Ylooswijk.
Het d. Linschoten, het middelpunt der gem., ligt op beide oevers van
de Linschoten, die het landschap door zijne kronkelingen en het lommer
op beide zijden een bevallig aanzien geeft. Het telde in 1870 binnen de
kom 332 inw. Het heeft eene fraaie Herv. kerk en het Huis te L inschoten,
dat reeds in 1270 bekend was.
L in sch o ten , of L an g e -L in sch o ten (de), rivier in Holland en
Utr., die met vele kronkelingen van Woerden n a ar Oudewater, en dus
van den Rijn naar den IJssel, loopt.