
H o lk , b. in de Geld. gem. Nijkerk, in 1840 met 204, in 1872 met
845 inw.
H o lla n d , voormalig graafschap, welks naam het eerst in eene oor-
konde van 1064 voorkomt. Graven van Holland waren er echter
reeds vroeger, ofschoon men niet den juisten tijd kan aangeven, wanneer
dit graafschap zijn oorsprong nam. Oorspronkelijk tot de landen aan
de monden des By n s hepaald, hreidde het zieh door keizerlijke giften,
opdrachten, verdragen en veroveringen naar het noorden, zuiden en oosten
nit, zoodat het onder zijn laatsten Graaf van de Donge tot de noordkusten
der Zuiderzee reikte.
Graaf Dirk I voerde het bewind reeds in 916 en schijnt dit gevoerd te
hebben tot 939. Op hem volgden: Dirk II, van 939 tot 988; Arnulf, van
988 tot 993; Dirk I II, van 993 tot 1039; Dirk IV, van 1039 tot 1049;
Floris I , van 1049 tot 1061; Dirk V, van 1061 tot 1091; Floris II, van
1091 tot 1122; Dirk VI, van 1122 tot 1157; Floris I II, van 1157 tot
1190; Dirk V II, van 1190 to t 1203; Ada, in 1203; Willem I, van 1203
tot 1223; Floris IV, van 1223 tot 1235; Willem II, van 1235 tot 1256;
Floris V, van 1256 tot 1296; J a n I, van 1296 tot 1299.
Door het kinderloos afsterven van Ja n I kwam het graafschap aan het
Huis van Avesnes, daar J a n van Avesnes door zijne moeder Aleide van
Holland lid was van het onde grafelijke huis. Hadden de oude Holland-
sche Graven met hunne waardigheid reeds die van Graaf van Zeeland
vereenigd, thans beheerden de Graven van Holland drie graafschappen:
Henegouwen, Holland en Zeeland, terwijl zij zieh tevens Heeren van
Friesland noemden.
Uit het tweede stamhuis regeerden: J a n II, van 1299 tot 1304; Willem
III, van 1304 tot 1337; Willem IV, van 1337 tot 1345 ; Margaretha,
van 1345 tot 1354.
Door Margaretha’s huwelijk met Lodewijk van Beijeren kwam het
Beijersche Huis aan het bewind. De eerste Graaf uit dit geslacht was
Willem V, die van 1354 tot 1358 het gezag in handen had, doch toen
wegens krankzinnigheid te Quesnoy werd opgesloten. Zijn broeder Albrecht
was Buwaard tot 1389, en volgde toen op als Graaf. Ha Albrecht’s
verscheiden in 1404 voerde Willem VI het bewind tot 1417, en tpen
Jakoba, van 1417 tot 1433.
Jakoba’s afstand bracht het graafschap Holland aan het Huis van Bour-
gondie. Filips de Goede regeerde van 1433 tot 1467; Karel de Stoute
van 1467 tot 1477; Maria van 1477 tot 1482.
Filips de Schoone, uit het huwelijk van Maria van Bourgondie met
Maximiliaan van Oostenrijk gesproten, was de eerste Graaf uit het Oosten-
rijksche stamhuis« Hij was Graaf van Holland van 1482 tot 1506. Zijn
zoon, sedert Keizer Karel V, volgde hem, nog minderjarig, op, en gaf
zijn graafschap Holland, nevens al de overige Nederlanden, in 1555 aan
zijn zoon Filips over, die, uithoofde der door hem geerfde waardigheid
van Koning van Spanje, doorgaans Filips I I wordt genoemd. Hij werd
door de Staten van Holland in 1581 afgezworeD.
Met Holland waren gedurende dezen tijd verscheidene kleinere heerschappijen
verbonden: West-Friesland, Bodegraven, Waterland, Amstel,
Gooiland, Woerden, Heusden, Arkel. Voorne was nog een afzonderlijk
gewest bij den opstand tegen Spanje, doch sedert werd ook dit bij Holland
ingelijfd.
H o llan d , of H o lla n d -en -W e st-F r ie sla n d , tweede provincie der
Eepubliek der Vereenigde Nederlanden, bestaande uit het vroegere graafschap
Holland, met bijvoeging van de heerlijkheid Voorne. Zij was ver-
deeld in 18 steden en het platteland. De steden waren: Dordrecht, Haarlem,
Delft, Leiden, Amsterdam, Gouda, Botterdam, Gorinchem, Schiedam,
Schoonhoven, Brielle, Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen, Edam, Monnickendam
en Purmerende. Het platteland bestond u it ’s Gravenhage en Haag-Ambacht ;
uit de baljuwschappen : Zuid-Holland, Strijen, Beijerland, Putten, Voorne,
Delfland, Schieland, Bijnland, Noordwijkerhout c. a., Woerden, Oudewater,
Gouda, Gooiland, Amstelland, Waveren c. a., de Loosdrechten c. a., Ken-
nemerland, Brederode, Blois, de Egmonden, Nieuwburg, Waterland, de
Zeevang, West-Friesland, de Zijpe, Wieringerwaard, Huisduinen-en-de
Helder, Texel, Wieringen; een groot aantal heerlijkheden, a ls : Asperen,
Heukelum, Spijk, Vianen, Altena, Heusden, Geertruidenberg, de Zwaluwe,
Zevenbergen, Klundert of de N iervaart, Emiliapolder, Tienhoven, Jaarsveld,
Polsbroek, Assendelft, Bakkum, Wimmenum, Bergen, Petten, Callantsoog,
Purmerland-en-Ilpendam, Oosthuizen-en-Hobrede, Etershem, Obdam, Hens-
broek, Spanbroek, Opmeer, Hoogwoud-en-Aartswond, Veenhuizen, Oud-
karspel, Noord-Scharwoude, Warmenhuizen, Schagen, Barsingerhorn, st.Maar-
ten-Valkoog-en-Eenigenburg, Urk-en-Emmeloord ; het drostambt Terschel-
ling en het schoutambt Vlieland. De baronie IJsselstein was leenroerig
aan Holland, doch niet daarbij ingelijfd. Ook Leerdam was meer of min
zelfstandig.
De provincie behield deze uitgestrektheid tot 1798, toen de Bataafsche-
Bepubliek in departementen werd verdeeld.
H o lla n d , département van de Bataafsche-Bepubliek, in 1801 gevormd,
en tot 1807 in stand gebleven. Het had ongeveer dezelfde grenzen als de
oude provincie Holland. IJsselstein en Leerdam waren daarbij ingelijfd,
doch Vianen aan Utrecht toegevoegd. Bij de invoering der constitutie
van 1805 word IJsselstein van Holland afgenomen en aan Utrecht
gehecht. Daarentegen keerde Vianen bij Holland terug en werd de
Zeeuwsche heerlijkheid Sommelsdijk bij dit département ingelijfd.
H o lla n d , voorm. koningrijk, dat van Ju n i 1806 tot Juli 1810 bestond.
Het werd in 1807 ingedeeld in 10 departementen: Groningen, Friesland,
Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Amstelland, Maasland, Zeeland
en Brabant.
Bij tractaat van Parijs, van den 11 November 1807, werd dit koningrijk
vergroot met Oost-Friesland, Jever, Kniphausen en Varel, tegen afstand
der stad Vlissingen met hären naasten omtrek aan Frankrijk. Dientenge-
volge werd het département Groningen tot aan de Eems uitgebreid en
een elfde département, Oost-Friesland, gevormd.
Bij het tractaat van 16 Maart 1810 werden Zeeland en Brabant, bene