
de kerken der Lutherschen, Doopsgezinden, Chr.-Geref., R.-Kath., en
Isr. Yoorts heeft men er een wees- en een armhnis.
Medemblik bloeide in den grafelijken >tijü zoowel door veeteelt ais
koophandel. In 1593 voer van Medemblik het eerste Nederlandsche schip
voor den handel op Guinea uit. In den 18de eeuw was Medemblik’s
handel reeds zeer geknakt, en deze verliep in den Franschen tijd geheel.
Sedert zijn handel en scheepvaart weder aangewakkerd, wordende de
voornaamste handel in kaas, boter, graan, zout, hout enz. gedreven.
Ook hebben de stedelingen enkele inrichtingen van nijverheid, b. v.
eene hontzagerij.
Bij de jongste telling (1870) woonden 1892 menschen binnen de stad.
Daarbniten waren 247 gevestigd, van welken het'meerendeel in de voorstad
hetKeeren. Daarenboven woonden 27 menschen in schepen.
Medemblikker-kogge, streek in N.-Holl., bestaande uit het platte-
land van Medemblik, benevens de dorpen Opperdoes, Oostwond en
Hauwert.
Medent, geh. in de Friesehe gem. West-Dongeradeel, een der Hau-
tum er-Uitburen.
Mederiacum, oude plaats hier te lande, in de Reiskaart van Antonios
vermeld. Eenige oudheidkundigen meenden die terug te vinden in
het voorm. Guliksche dorp Melick. Naam, ligging en oudheden pleiten,
naar de bescheiden meening des schrijvers van dit Woordenboek, voor de
b. Merum in de gem. Herten bij Roermond.
Meeden (de), gem. in Gron., tusschen Zuidbroek, Scheemda, Oude-
Pekela, Veendam en Muntendam, hebbende eene oppervlakte van bijna 1690
bnnd. Het midden der gem. bestaat uit zand, het noorden uit klei, het
zuiden uit dalgronden (afgegr. hoogveen). In 1811 hadzij 950, in 1822 1086,
in 1840 1231, in 1875 1520 inw. in laatstgen. jaa r onderscheiden in 1370 Herv.,
112 Chr.-Geref., 22 Doopsgez., 1 Luth. en 25 R.-Kath. De landbouw is
hun voornaamste bedrijf. De gem. bevat het d. de Meeden, de b. Veensloot
en de gebuchten Oosteinde en Westeinde.
Het d. de Meeden, op den boschrijken zandgrond gebouwd, telde in
1870 939 inw. Ofschoon reeds vóór de inbraak van de Dollard een d.
de Meeden bloeide, moet het op de plaats waar het thans staat, eerst
later zijn ontstaan. In cene oorkonde van 1391 heet het Medum. E r
zijn kerken der Herv., der Chr>Geref. en der Doopsgez.
Meedhuizen, of Meethuizen, d. in de Gron. gem. Delfzijl, in
1840 met 164, in 1870 met 264 inw. Van laatstgen. cijfer telde men er in
de dorpskom 92. E r is eene Herv. kerk. In Januari 1584 werd dit d.
door het Statenvolk aan kolen gelegd.
Meedhuizermeer, meer van 105 bund. in de Gron. gem. Delfzijl,
op de grens van Slochteren. Het wordt door lage landen omringd, is
vischrijk en wordt veel door watervogels bezocht.
Meedster-Oriede, wijk van de Gron. gem. üithuizermeeden.
Meemortel, of Memortel, b. in de N.-Brab. gem. Budel, in 1840
met 124, in 1870 met 113 inw.
Meent (de), pold. van 98 bund. in de N.-Holl. gem. Naarden.
Meer (de), geh. in de Overijsselsche gem. de Ham, in 1840 met 242 inw.
Meer, of Iieigraaf, stroompje in N.-Brab., dat bij Boekel uit de
Peel komt en bij Middelrode in den Dommel valt.
Meer (de), bevaarb. deel van de Bisschopsgraaf in de Geld. gem.
Culemborg.
Meer (het), oostelijke wijk van het Friesehe vlek Heerenveen, langs
de Compagnonsvaart. Tot 1841 stond daar de R.-Kath. kerk, die toen
naar het vlek werd verplaatst.
Meer (het), stroom in den Pruissischen kreits Cleve en het Ned.
kanton Nijmegen, een oude arm van den Rijn. Bij het breede ged.,
aan den voet van den Duivelsberg tusschen Beek en Wijler, heeft dit
water het aanzien van een klein meer, of liever van twee meertjes sedert
het leggen van den Querdamm, ten gevolge der overeenkomst van 14
Sept. 1853. Op Nederl. gebied is het veel smaller.
Meer (ter), schoone ridderhofstad in de Utr. gem. Maarssen, waarvan
de stichting tot de l ld e eeuw opklimt.
Meerberg, geh. in de N.-Brab. gem. Teteringen, in 1840 met 41, in
1870 met 64 inw.
Meerburg, pastorie der nieuwe R.-Kath. gem. Zoeterwoude-aan-den-
Hoogen-Rijndijk, in Z.-Holl. De kerk ligt aan de zuidwestzijde van den
schoonen, uitgestrekten tuin der pastorij. Daartegenover is een liefdegesticht
voor R.-Kath. boetvaardige vrouwen en meisjes. In den grafelijken tijd
was Meerburg een ridderhofstad, die gedurende het beleg van Leiden, toen
de Spanjaarden hier een schans hadden opgeworpen, werd verwoest.
Jacob en Pieter de la Court hebben vervolgens die gronden in bezit
verkregen en er de buitens Meerburg en Oud-Meerburg gesticht.
Meerburger-Watering, watering in de Z.-Holl. gem. Zoeterwoude.
Meerdervoort, heerl. in de Z.-Holl. gem. Zwijndrecht, langen tijd eene
afz. gem. tot zij door de wet vari 11 Ju n i 1855 haré zelfstandigheid ver-
loor. Zij is groot ruim 118 bund., had in 1822 389, in 1840 413, in
1850 431 inw. Het huis te Meerdervoort is steeds ais een der fraaiste
lustplaatsen van den Zwijndreehtschen-'Waard beschouwd.
Meerdijk, of Oosteind, geh. in de N.-Brab. gem. Besoijen.
Meerdijk, wijk van het N.-Holl. d. Buiksloot, de huizen hevattende
die tegenover de kerkbuurt op den dijk van den Buikslotermeer staan.
Meeren, geh. onder het dorp Eestrum in de Friesehe gem. Tie-
tjerksteradeel.