
of meer zrjner ridders in leen werd uitgegeven. Niettemin bleef het land
nog verder den naam graafschap voeren, zoo als in 1406, toen Hertog
Reinald IY Kessel ten waarborg stelde aan den Hertog van Orleans
voor zekere sommen. Inmiddels waren reeds eenige bijzondere heerlijk-
heden in dit gewest uitgegeven, zoo als Geisteren in 1304.
K e s se l, gem. in Limburg, tusschen Helden, Maasbree, Beifeld, Beesel
en Neer, 2221 bund. groot en in 1822 door 987, in 1840 door 1248, en
in 1874 door 1268 ingezetenen bewoond. In bet oosten en zuidoosten
wordt deze gem. door de Maas bespoeld, waarlangs de grond door rivier-
klei is gevormd. Overigens echter bestaat de oppervlakte, die door de
Tasbeek van het westen naar het oosten wordt doorsneden, uit dilnvisch zand.
He inw., die allen de R.-Kath. godsdienst belijden, bestaan meerendeeis van
den landbouw. Eenigen houden zieh met steen- en pannenbakkerij, brou-
werij, olieslaan, scheepstimmeren of linnenweven bezig. De gem. bevat
het d. Kessel, de buurten Kesseleyk, het Broek, het Veer en Hout, be-
nevens de geh. Ooijen, Donck en Spurt.
Het d. Kessel, in 1840 met 368, in 1870 met 364 inw., ligt aan de
Maas en behoort tot de oudste plaatsen des Hertogdoms. Het heeft twee
marktpleinen, een groot, in 1840 gebouwd raadhuis, eene R.-Kath. kerk
en een op eene hoogte gelegen kasteel, dat wel is waar in de bouworde
van den grafelijken tijd is opgetrokken, doch naar het algemeen gevoelen
te r plaatse Staat van het Castellnm-Menapiorum der Romeinen. Onder-
scheidene oudheden hier en in de nabijheid, ook nog in den jongsten
tijd , opgedolven, strekken om den Romeinschen oorsprong van deze
sterkte te bevestigen.
K e s se l, d. in de N.-Brab. gem. Alem-Maren-en-Kessel, in 1840 met 298
inw. He heerl. Kessel is o. a. bezeten door de geslachten van Dongen-
rode, banst, Horn, Nassau-Saarbrücken, Bicker, Sydenhagen en Esne. Hun
kasteel alhier is in 1801 gesloopt. Vroeger bad men er twee kerken, een
voor de Herv. en een voor de R.-Kath. Nadat de oude parochiekerk ten
jare 1800 aan de R.-Kath. was teruggegeven, werd voor de Herv. een
gewoon huis tot het houden van godsdienstoefeningen ingericht.
K e s s e le y k , of K e s s e le ik , b. in de Limb. gem. Kessel, in 1840 met
244, in 1870 met 248 inw.
K e sse lsch e -B in n enw a a rd , buitenpolder aan de Maas, in de N.-Brab.
gem. Alem c. a.
K e s se lso h e -B u itenw a a rd , buitenpold. aan de Maas, in de N.-Brab.
gem. Alem c. a.
K e s sen ich , heerl., die door het graafschap Horn, de voorm. abdij
Thorn, het bisd. Luik en het hert. Gelder begrensd, onmiddellijk van den
keizer werd ter leen gehouden. De eerste heer van Kessenich die in
de geschiedenis voorkomt, was Arnold van Kessenich, die m et Lodewijk Graaf
van Loon een charter van 1155, ten gunsfe der abdij van Averbode
bezegelde. Kessenich is vervolgens in het bezit gekomen der geslachten
van Argenteau, Horn, Waes *), van der Noot en Michiels van Kessenich.
Van deze oude heerl. of baronie is aan Nederland bij de scheiding met
Belgie in 1839 de gem. Hunsel toebedeeld.
K e s te r en , gem. in Geld., gevormd door de drie heerl. Kesteren, Op-
heusden en Leede-en-Oudewaard. Zij beslaat 1703 bund. en wordt omringd
door de Geld, gemeenten Lienden, Echteid, Dodewaard, Heteren en Wa-
geningen, en de Utr. gem. Rhenen, loopende de grens met de laatstgem.
door het midden van den Rijn. He grond, het oostelijk deel der Neder-
Betuwe, bestaat uit vruchtbare klei, ten gevolge waarvan de landbouw
hier de voornaamste bron van welvaart uitmaakt. In 1822 had Kesteren
1553, in 1840 1975, in 1874 2529 inw. Ten jare 1872 onderscheidde men
deze bevolking in 2452 Herv., 7 Luth., 2 Chr.-Geref., 57 R.-Kath. en 4
l 8r. Men vindt in deze gem. eene steenbakkerij en een aardappel-siroop-
fabriek. Zij bevat de beide dorpen Kesteren en Opheusden, benevens een
groot aantal verstrooide woningen.
Het d. Kesteren, waarscliijnlijk het oude Castra uit den tijd der Romeinen,
was vroeger de hoofdplaats der Neder-Betuwe. Het heeft eene
merkwaardige kerk en bevatte in 1870 756 inw., waarvan 67 binnen de
dorpskom. He oude heerl. Kesteren had in 1840 552, in 1872 744 bew.
K e ste r en , pold. van 595 bund. in de Geld. gem. Kesteren, bevattende
dezelfde uitgestrektheid als de heerlijkheid.
K e te ld a l, fraaie vallei in de Geld. gem. Ubbergen.
K e ts l (de), of h e t K e te ld iep , een der monden van den IJssel in
de gem. Kämpen, tusschen den Vossenwaard en den Kattenwaard. In
1840 is eene som van meer dan 3 ton gouds aan de verhetering van
dezen riviermond besteed, zoodat de Ketel sedert het voornaamste vaar-
water van Kämpen naar zee is, het eenige voor groote schepen. De
dijken ter wederzijde van den Ketel eindigen in regtlijnig zeewaarts
loopende kribben van 3300 el.
K e te l (de), polderland in de N.-Brab. gem. Klundert, bijna 50
bund. groot.
K e te lp o ld e r , polderland ter grootte van 190 bund. van den Royalen
polder in de N.-Brab. gem. Zwaluwe.
*) Een der leden van dit geslacht, Eranciscus Jacob, Baron van Waes, Heer
van Kessenich, Hunsel enz., was kolonel in dienst der Staten-Generaal, ¡n met
de waardigheid van kommandant van Stevensweert bekleed. Dit veranderde
natuurlijk niets aan den staatkundigen toestand van Kessenich, hetwelk eene rijks-
heerlijkheid bleef. Zoo Statenvolk dus in 1714 Pfälzische Soldaten van daar
verdreef, geschiedde dit niet omdat „dit dorp voorheen aan Hunne Hoog-
mogenden heeft behoord”, zoo als W. A. Bachiene in zijne Beschrijving der
Vereenigde Nederlanden, Deel V, bladz., 143 verzekert. De Staten h.,..8W f .W
slechts een hunner krijgsoversten in zijne rechten. Van der Aa heeft den naam
Kessenich niet en plaatst Hunsel in het Land van Thom.