
stadsvijvers bezit Leeuwarden eene goede gelegenheid om de ingezetenen van
versch water te voorzien.
De stad Leeuwarden is van geringe beginselen tot haar tegenwoordigen
bloei gekomen. De plaats, oorspronkelijk aan een uithoek der Middelzee ont-
staan, wordt het eerste genoemd in eene oorkonde van 1149, doch bezat
toen reeds eenig aanzien, zoodat het blijkbaar is, dat zij van veel
vroegeren tijd dagteekent. Het ond Leeuwarden voerde den naam van
Nijehove, in tegenoverstelling van het westwaarts daarvan gelegen Olde-
hove, dat dus van nog vroegeren tijd dagteekent. Omstreeks 1190
werd Leeuwarden of Nijehove tot eene stad verheven, waarom in 1398
eene gracht werd gedolven, die de stad bleef insluiten, tot men haar
in 1435 met Oldehove en Hoek tot een geheel samensmolt. Sedert
ontstonden weder nieuwe buurten, zooals de Nieuwestad, waarvan het
eerst in 1456 melding wordt gemaakt. Dit maakte eene nieuwe in-
sluiting noodig, die in 1481 met het graven van eene nieuwe stads-
gracht en het opwerpen van een hoogen wal werd aangevangen. Eene
belangrijke verandering in den loop der stadsgracht aan de zuidwestzijde
van Leeuwarden is in het jaar 1868 volvoerd. Aanleiding daartoe gaf de
aanleg der Staatsspoorwegen, waarvan hier het drukst-bezochte station
van het geheele Noorden van Nederland is.
Leeuwarden bezit een koninklijk Paleis, ter plaatse waar in de 15de
eeuw de staten der ßolkema’s en Dekama’s stonden. Deze werden in
1603 vereenigd en strekten sedert tot verblijf van het stadhouderlijk
Eriesche hof tot op de verheffing van Prins Willem IV tot Erfstad-
honder der Vereenigde Nederlanden in 1747. Sedert werd het alleen
bewoond gedurende het tijdelijke bezoek der Nederlandsche vorsten.
De nieuwe voorgevel en inrichting dagteekenen van 1816. Tot de
sieraden behooren eene verzameling van portretten der Priesche
Stadhouders.
Het Gouvernementshuis bevat o. a. eene schoone zaal voor de Gedepu-
teefde Staten en een belangrijk museum van Eriesebe oudheden en
zeldzaamheden. Op het Paleis van justitie, in 1850 gebouwd, berust de
rijke provinciale bibliotheek. Het Stadhuis, in 1715 vernieuwd, bezit
eene schoone raadzaal, eenige merkwaardige schilderstukken, een rijk,
door den archivaris W. Eekhoff uitmuntend gerangschikt archief,
eene belangrijke bibliotheek, een merkwaardigen atlas van kaarten, platen
en portretten, eindelijk verscheidene oudheden, waaronder het zwaard
van Groote Pier. De Kanselarij, in 1571 voltooid, munt uit door een
prächtigen antieken voorgevel en strekt sedert 1824 tot een huisv an b u r-
gerlijke en militaire verzekering. Het Gemeentehuis van Leeuwarderadeel
werd in 1844 vernieuwd. Het Tuchthuis, de grootste strafgevangenis van
Nederland, is sedert 1870 en vervolgens bijna geheel vernieuwd, in een
stijl, die ofschoon men het werk nog hiet voltooid ziet, verdienstelijk mag
heeten. De kazerne Prins Erederik, die duizend man kan bevatten, werd
in 1860 door brand vemield, doch is in denzelfden stijl als zij in 1827 was
opgetrokken, vernieuwd. De fraaie waag dagteekent van 1595 tot 1598.
De Nieuwe loren, gebouwd in de eerste helft der 16de eeuw, is 43 el hoog.
Tot de gebouwen, die verder vermelding verdienen, behooren: de Hoofd-
wacht, de Artillerie-kazerne, de Schouwburg, de Concertzaal, verschillende
schoolgebouwen en inrichtingen van liefdadigheid, societeiten en kerken.
De stedelijke begraafplaats, op weinige minuten ten noorden der stad,
munt door een fraaien aanleg uit. Zij dagteekent van 1830.
De Hervormden hebben te Leeuwarden 3, en de ß.-K ath . 2 kerken.
Voorts hebben de W.-Herv., de Doopsgez., de Luth. en de Chr.-Geref.
elk eene kerk en de Isr. eene Synagoge. In bouwkundige schoonheid
staan deze gebouwen bij de hoofdkerken van Bolsward en Harlingen acbter.
De kerken der Herv. heeten de Groote of Jacobijner-, de Galileer en
de Westerkerk. De eerste, oorspronkelijk een kloosterkerk, was als
zoodanig de grootste van Nederland. De praalgraven van Eriesche
stadhouders en hunne aanverwanten, die eens het koör versierden, zijn in
1795 vemield. Sedert 1820 bezit de kerk een eenvoudig marmeren ge-
denkteeken voor den opvoedkundige J . H. Nieuwold.
De oudste kerk van Leeuwarden, de st.-Vituskerk van Oldehove, wier
oorsprong niet meer is op te sporen, is in 1595 afgebroken. Doch
de zware, ofschoon onvoltooide toren, de Oldehoof, van ongeveer 40 el
hoogte, in 1529 gebouwd, bleef tot heden bewaard.
Onder de weldadige gestichten staan bovenaan het Old-Burgerweeshuis
en het Nieuwe Stads-weeshuis. Voor het eerste, in 1534 gestiebt, w ordt thans
(Juli 1875) een nieuw gebouw opgetrokken. Het laatste, in 1675 van
stadswege gesticht, liep voor ruim een halve eeuw gevaar te gronde te
gaan, toen het in 1823 door de erfenis van een vroeger pleegkind,
Jacobus Martinus Baljee, werd gered. Een metalen eerzuil herinnert aan
den weldadige. Verder verdienen opmerking het Oude en het Nieuwe
st.-Anthonij-gasthuis, het in 1840 gebouwde stads Burger-Ziekenhuis, het
vernieuwde Diakonie-Armenhuis der Hervormden, enz.
Voor de hoogere burgerschool is in 1865 een nieuw gebouw gesticht
in het Zaailand. Geschikte lokalen zijn in 1870 ingericht voor een burger-
dag- en avondschool. Ook heeft Leeuwarden een gymnasium, eene Zangen
muziekschool, zwemschool en gymnastiekschool.
Leeuwarden bloeit door handel, markten, scheepvaart, allerlei fabrieken
en handwerken. E r zijn 8 scheepstimmerwerven, vele goud- en zilversme-
derijen, eene ijzergieterij, smederijen, koperslagerijen, loodgieterijen, een fa-
briek van brandkasten en brandspuiten, meubelmakerijen, orgelmakerijen, een
fabriek van naaimachines, zeilmakerijen, verschillende molens, een stroo-
kartonfabriek (door stoom gedreven), zeepziederijen, tabaksfabrieken, olie-
slagerijen, boekdrukkerijen, steendrukkerijen, verwerijen en nog een groot
aantal andere inrichtingen van volksvlijt.
Behalve de stichting en de lotgevallen van ruim veertig staten en
kasteelen van adellijke geslachten om en bij deze stad, behooren tot
de voornaamste historische herinneringen van Leeuwarden: de verlan-
ding der Middelzee, omstreeks 1300, waardoor de stad van eene zee-
haven eene binnenlandsche plaats werd; de verrassing en verwoesting
door de Schieringer partij, in 1392; het wegschenken van Leeuwarden
met de dorpen Stiens, Wirdum en Eerwerd, aan Gerrolt Cammingha,