
1870 vond men binnen de wallen 3297 bewoonde buizen, 570 onbewoonde
huizen en 7 buizen in aanbouw. Buiten de wallen stonden 202 bewoonde
en 85 onbewoonde huizen, en waren 26 huizen in aanbouw.
De bevolking van Gouda zal waarschijnlijk onder Keizer Karel V
15.000 of 16,000 hebben beloopen, daar het getal communicanten toen op
10.000 werd berekend. In het midden der 18de eeuw achtte m en deingezete-
nen eeh cijfer van 20,000 te zullen bedragen. In 1796 telde men 11,715, in
1811 11,379, in 1822 10,568, in 1830 14,878, in 1840 14,451, in 1850 13,788,
in 1860 14,843, in 1870 feitelijk 16,009 en wettelijk 15,861 ingezetenen. Door
de vereeniging van de aanpalende deelen van B roek e. a. en Stein vermeer-
derde de bevolking op den 1 Ju li 1870 met 313 ingezetenen van Broek
c. a. en 99 ingezetenen van Stein, waardoor zij den 30 Ju li (1870) in het
geheel 16,233 uitmaakte. Den 1 Januari 1873 werd zij tot 16,347 aan-
gegeven. De bevolking werd in 1870 onderscheiden in 9490 Ned.-Herv.,
39 Waalsch-Herv., 388 Luth., 375 Bem., 156 Chr.-Geref., 10 Doopsgez.,
4962 B.-Kath., 61 Oud-Boomschen, 376 Isr. en 24 ongenoemden.
De stad Gouda, in 1870 met 15,174 inw. binnen de kom der ge-
meente, is op den noorderoever van den Hollandschen IJssel, en op
beide oevers van de Gouwe aangelegd, en thans met de bebouwde
deelen der buitenwijken, ruim 70 bund. groot.
Gouda verkreeg in Ju li 1272 stedelijke rechten, door bemiddeling van den
Bidder Nikolaas van Kats, van Graaf l'lo ris V, en werd toen met muren en
poorten versterkt. In de 14de eeuw werd zij de vijfde hoofdstad van
Holland, een rang, dien zij wel vervolgens aan Amsterdam moest afstaan,
doch zij bleef Holland’s zesde stad tot op de omwenteling van 1795.
Hare voornaamste historische herinneringen zijn de vreeselijke branden
van 1361 en 1438, waardoor zij genoegzaam geheel werd vermeid; de trouw
der stedelingen aan Gravin Jakoba van Beijeren (vooral in de jaren 1425
tot 1428); de aanslag der Utrechtenaren in 1488; de overgang der stad
aan de Staatsche partij op 21 Ju n i 1572, door Jonkheer Adriaan van
Swieten bewerkt; de verijdelde aanslag der Spaanschgezinden, in Be-
bruari 1574; de slooping van het oude slot der Heeren van Gouda, in
1577; het onder water zetten der omstreken in Ju n i 1672, ten einde de
Eranschen, die reeds Oudewater bezet hadden, te keeren; de burgergeschillen
van 1672 en 1747; de watervloed van November 1775 ; de opschuddingen in
1787; de feesten ter herinnering van het Zeshonderdjarig bestaan der stad,
den 26 Ju li 1872.
Gouda, nagenoeg rond van gedaante, is ruim en luchtig gebouwd en
door vele grachten doorsneden. De Groote-Markt is niet alleen een ruim,
maar tevens fraai plein. Längs de Oosthaven, de Westhaven en de Gouwe
zijn de schoonste kaden. De voornaamste straten dragen den naam van
Kleiweg, Hoogstraat, Wijdstraat en Tiendeweg. Voorts komen in aan-
merking buiten den omvang der oude stad de Bluweelensingel, Bleekers-
singel, Kattensingel en Turfsingel. Een ruime nieuwe straat voert van de
voormalige Kleiwegspoort in noord-westelijke richting naar het Station van
den Kijnspoorweg. De voormalige wallen zijn ten deele in bevallige wände!
wegen herschapen.
Het stadhuis van Gouda is een voortreffelijk gebouw, in 1449 gesticht,
doch in 1603 gewijzigd en van binnen in 1690 en 1691 vernieuwd. A n dere
voorname gebouwen zijn de waag en de doelen, eenige kerken
en liefdadige gestichten (onder welke laatsten het Oude-Vrouwenhuis
uitmunt).
De kerken te Gouda bestaan uit 2 Herv. en 2 B.-Kath. kerken, 1 Chr.-
Geref. , 1 B em ., 1 Luth. en 1 Oud-Boömsche kerk, benevens eene Synagoge.
Daaronder munt de Groote of Janskerk uit, die, nadat een vroeger
kerkgebouw te zelfder plaatse door den brand van 1438 was verwoest
omstreeks het midden en einde der 15de eeuw is opgetrokken, en na in
1552 andermaal door de vlammen vernield te zijn, ten tijde van Keizer
Karel V en Bilips I I werd vernieuwd. Zelfs de Keulscbe Dom is niet
zoo ruim als deze kerk, die vdtfr de Hervorming met 52 (of zelfs 72)
altaren prijkte. Hare lengte bedraagt 105, hare breedte 46, hare hoogte
254 meter. De grootste roem der Goudsche kerk bestaat in hare 45 ge-
schilderde glasramen, waarvan eenigen, van de broeders Dirk enWo u ter
Crabeth, tot de heerlijkste voortbrengselen der kunst behooren. Voorts
prijkt de kerk met een der fraaiste orgels en grafgesteenten van den
staatsman Hieronymus van Beverningk, het geslacht Kosendael, Dirk
Volkertsz Coornhert en de Lange van Wijngaarden, alsmede een gedenk-
teeken voor Vrouwe A. B. van Meerten, geb. Schilperoorl.
De stad heeft een gymnasium en eene hoogere burgerschool. E r is
eene openbare boekerij onder den naam van Stads Librije, en een in
Mei 1874 geopend Stedelijk Museum van Oudheden.
Gouda, in den grafelijken tijd vooral bloeiend door zijne brouwerijen
en lakennering — men telde er in 1510 156 of 157 brouwerijen en ver-
vaardigde er 1000 of 1100 stukken laken per ja a r — had in lateren tijd
zijne welvaart het meest te danken aan de pijpenmakerijen en potten-
bakkerijen, ongerekend de scheepvaart en den doortocht, die ook reeds
vroeger vele honderden het noodige schonk. In 1751 verschaften de 374
pijpenmakerijen alleen aan 3000 menschen arbeid. Thans zijn, behalve han-
del, scheepvaart en doortocht, de voornaamste bestaanmiddelen; het m arktvertier,
wordende o. a. veel vee, kaas en boter te Gouda verhandeld. Hoezeer
het aantal pijpenfabrieken en dat der pottenbakkerijen zeer is verminderd,
zijn beiden nog aanzienlijk. Verder heeft men er eene beroemde stearine-
kaarsenfabriek, eene aanzienlijke garenspinnerij, olieslagerijen, eene bind-
rottingwasscherij, sigarenfabrieken, smederijen, houtzagerijen, enz.
G ou d en -p o ld e r , doorgaans Gouwepolder genoemd, pold. in de
Zeeuwsche gem. IJzendijke, ongeveer 62 bund. groot.
Goude rak, gem. in Z.-Holl., tusschen Gouda, Moordrecht, Nieuwer-
kerk-aan-den-IJssel, Ouderkerk-aan-den-IJssel, Berkenwoude, Stolwijk en
Haastrecht, ter grootte van 1086 bund. De grond bestaat hoofdzakelijk
uit laag veen. Alleen längs den IJssel, die längs de noord-wester grens
vloeit, ligt klei. ln 1822 had deze gem. 1171, in 1840 1460, in 1873
1640 inw. In 1870 onderscheidde men er 1487 Herv. en 68 B.-Kath.