
het westen wordt bespoeld door de Noordzee, in het noorden door het Eijer-
landsche-Gat en in het oosten door de Zuiderzee. Men berekende de grootte in
1870 op 18,555 bund., doch door de sedert gevolgde bedyking van den
polder het Noorden, is de oppervlakte vergroot. De grond is zeer afwisse-
lend. Men vindt er alluviaal zand (duin), diluviaal zand, klei en laag veen.
Texel, dat met inbegrip van naburige gronden (zoowel in het tegenw.
Noorderkwartier als van overstroomde landen, thans door de Zuiderzee
bedekt), in de middeleeuwen als de gouw en het graafschap Texla
wordt vermeld, was reeds in de 8ste eeuw door het Marsdiep van den
vasten wal gescheiden. In 1629 en 1630 werd het door een zanddijk
met Eijerland verbonden, en sedert zijn door veelvuldige indijkingen
nieuwe, vroeger door h e t water overstelpte gronden daaraan toegevoegd.
Tot die indijkingen behooren het Burger-Nieuwland, Waal-en-Burg, het
Grie, de Kuil, het Hoornder-Nieuwland, het Weezenspijk, het Eijerland,
de Eendragtpolder, de Prins-Hendrikspolder en het Noorden.
Texel had in 1632 967, in 1732 1212 en in 1870 1312 huizen.
De bev. beliep in 1811 4754, in 1822 4784, in 1840 4924, in 1860
6058, in 1876 6437 inw. Bij de telling voor 1870 vond men er 3826
Herv., 1136 Doopsg., 70 Chr.-Geref., 10 Ev.-Luth.. 1 Herst.-Luth., 3
Bem., 1196 B.-Kath., 18 Isr. en 1 ongenoemde. Hunne middelen van
bestaan zijn voornamelijk landbouw, veeteelt (vooral schapenfokkerij),
Visscherij, scheepvaart en wiermaaierij.
Het eil. bevat het steedje of vlek de Burg, de d. Oude-Schild, de Hoorn,
Oosterend, de Waal, de Koog en Cocksdorp, de buurten Oost en de
Westen (een voorm. d.), benevens de geh. Zevenhuizen, Zuidhappel en
hot Nieuwe-Schild.
Texel, een oud Friesch gewest, werd door Graaf Floris I I I in 1182 of
1183 aan Holland onderworpen. In 1317 werd het als een Hollandsch
leen bezeten door Ja n van Beaumont, die den ingezetenen in 1317 de-
zelfde rechten verleende als de Hoogwouders toen bezaten. In of om-
trent 1382 is het leen weder aan Holland vervallen. In 1415 verwierven
de Texelaars poorterrecht van Hertog Willem VI. In 1491 maakte Jan
van Naaldwijk zieh van Texel meester. De Geldersche Friezen brand-
schatten het eiland twee malen in 1522, en de Watergeuzen landden er
fn Maart 1571, als wanneer zij er 31 schepen buit maakten. De voorge-
nomen landing der Engelschen in Ju li 1672 mislukte. In December 1787
vond op Texel een hevig oproer plaats, hetwelk de verwijdering van den
Schout, Mr. Gerrit Buyskes, ten gevolge had. In Januari 1796 werd er
de groote omwenteling afgekondigd. Doch den 29 Augustus 1799 landen
er de Engelschen, die nagenoeg drie maanden, tot November, het
eiland bezet hielden. Den 18 November 1813 besehen de Texelaars de
Oranjevlag, doch zij werden door den Admiraal Verheull gedwongen om
dit symbool der onafhankelijkheid weder in te trekken. Andermaal heesch
men den 4 December (1813) de Oranjevlag en maakte zieh daarop meester
van het door de Franschen aldaar bezette fort.
Texel, of Departement-van-Texel, vierde departement der
Bataafsehe-Bepubliek, dat van 1798 tot 1801 heeft bestaan. Het bevatte
het vasteland van het Noorderkwartier van Holland, benevens de eil.
Vlieland, Texel, Wieringen, Urk en Marken, de stad Haarlem en om-
streken, het noordelijk deel van Zuid-Holland (tot den Bijn, met
insluiting der zuider helft van Leiden), Gooiland en een klein ged. van
Utrecht. Het sloot het Departement-van-den-Amstel in en was naar de
landzijde bepaald door het Departement-van-den-Delf en het Departement-
van-den-Bijn.
Het Departement van Texel had Alkmaar tot hoofdplaats en was ver-
deeld in de 7 ringen: Medemblik, Hoorn, Alkmaar, West-Zaandam,
Haarlem, Leiden, Naarden.
T e x e l, kerk. ring der klasse Alkmaar van de Herv. Kerk. Zij
bevat de 6 gem. Burg, Eijerland, Hoorn, Oosterend, Oude-Schild,
Waal-en-Koog.
T e x e lstr o om , lang en diep vaarwater in de Zuiderzee, zijnde eene
verlenging van het Marsdiep en eindigende in de Vlieter.
Thabor, voorm. klooster van Beguliere kanunniken bij het d. Teerns
in de Friesche gem. Wymbritseradeel. Het is in het begin der 15de
eeuw gesticht- door Bienck Bockema en werd in 1572 verwoest.
Thamen, voorm. ambt in de prov. Utrecht, dat in 1755 van het
schoutambt van Mijdrecht werd gescheiden, en, na verschillende lot-
wisselingen sints 1795, in 1820 aan Noord-Holland kwam. Het
maakt een voornaam deel der gem. Uithoorn uit. De kerk van Thamen
■ stond tot 1662 ter plaatse van het geh. thans Oud.-Thamen genoemd,
doch werd toen naar de Vinkebuurt aan den Amstel verplaatst, waar zij
in 1832 door een nieuw-gebouwd bedehuis is vervangen.
T h am e r -B m n e n p o ld e r , drooggemaakte veenplas in de N.-Holl.
gem. Uithoorn. Deze polder, die van 1848 to t 1851 als land werd aan-
gewonnen, is 198 bund. groot.
T h ed in g sw e e rd , fraai landgoed in de Geld. gem. Zoelen, aan
de Linge.
T h e ed e -h e id e , b. in de N.-Brab. gem. st.-Michielsgestel, in 1840
met 294 inw.
Themaat, heerl. in Utr., het noordoostelijk gedeelte der gem. de
Haarzuilens uitmakende, bijna 485 bund. groot. Zij is gesplitst in Themaat
Westrenens, Themaat-UteneDg en Hegge-op-Themaat. In 1840 had
Themaat 114, in 1870 132 inw.
Themaat, pold. van 456 bund. in de Utr. gem. Haarzuilens.
T h em a -h e e rd , voorname boerderij in de Gron. gem. Eenrum, onder
Pieterburen, oudtijds een landgoed met uitgebreide rechten.
T h e o d o r u s p o ld e r , pold. in de N.-Brab. gem. Halsteren, in 1786
bedijkt en 146 bund. groot. Den 15 Januari 1808 en den 4 Februari