
Zutphen, voorm. graafschap aan den IJs se l, tnsschen de Veluwe
Salland, Twenlhe, Münster en Cleve.
Erfelijke Heeren van Zutphen, die tevens gouwgraven schijnen geweest
te zijn, komen sedert het einde der lOde eeuw in oorkonden en geslacht-
registers voor. Wij kennen een Otto, wiens dochter met een zoon van
den Pfalzgraaf Ehrenfried huwde; een Godschalk, die in 1059 verschillen
met den Utrechtschen Bisschop Willem door een vergelijk uit den weg
ruimde ; een Otto, die waarschijnlijk in IMS overleed; een Diederik (zoon
van laatstgenoemden Otto), die in 1118 als Bisschop te Münster zetelde:
een Ermgard, in 1127 Vrouw van Zutphen, die, met Gerhard van Gelder
gehuwd haar erfdeel het Geldersche Gravenhuis aanbracht. Haar zoon
Hendrik schreef zieh in 1138 Graaf van Gelder en Zutphen.
Onder het bewind der Geldersche Graven is Zutphen meermalen ver-
groot: t. w. met Groenlo, met het westelijk deel van Lohn, met de heerl.
Bronkhorst, met de bannerijen Bahr, Wisch en Bergh, enz.
Omirent de onderhoorigheid van Borculo en Anholt hebben langdurige
verschillen geheerscht.
Emmerich en de Lijmers hebben mede langen tijd tot het graafschap
Zutphen behoord, doch zijn ten gevolge verpanding of afstand
aan het hertogdom Cleve gekomen. Ook de voogdij over bet stift Elten,
heeft Karel de Stoute aan Cleve in 1473 toegewezen. Van de streken, aan
eve afgestaan, is alleen Angerlo, na eene een en zeventigjarige afschei-
ding, m 1544 aan het graatschap Zutphen wedergekeerd.
Zutphen, tweede kwartier van de prov. Gelderland, zijnde het oude
graafschap en de daarmede verknochte landen.
Tijdens de Bepubliek bestond het uit de steden Zutphen, Doesborgh,
oetmehem, Lochern en Groenlo, benevens het platteland. Dit laatste
was gesplitst in: hetlanddistrict Z utphen,het schoutambt Z utphen,het rich-
terambt Doesborgh en het schoutambt Lochern ; de bannen van Bronkhorst,
Bergh of ’s Heerenberg, Wisch en Bahr-en-Lathum; benevens de 9 heerl. :
Borculo, Bredevoort, Lichtenvoorde, Lichtenberg, Verwolde, Keppel, Gen-
dringen-en-Etten, Eidam en Westervoorfc.
In 1798 werd het kwartier Zutphen ingedeeld bij het Departement-van-
den-Rijn, en wel bij de ringen Zutphen en Doesborgh. Doch in 1801
werd de oude verdeeling hersteld, en dit bleef tot 1809, met dien verstände,
dat de heerl. Wehl van het hertogdom Neder-Rijn in 1808
daaraan werd toegevoegd.
Zutphen, kwartier van het département Gelderland tijdens Koning
Lodewijk van Holland. Het bevatte de steden Zutphen, Doesborgh, Doetinchem,
Lochern, Groenlo en ’s Heerenberg, benevens het platteland.
DU platteland was gesplitst in het Overkwartier en het Nederkwartier, de
nchterambten Vorden, Warnsveld, Bahr-en-Lathum, Keppel, Lichtenberg,
Verwolde, Beek, Bronkhorst en Dorth, het schoutambt Lochern, de
bailluages (baljuwschappen) Doesborgh, Bredevoort, Borculo, Didam,
Berg, Wisch, Gendringen-en-Etten, Lichtenvoorde.
Zutphen, rijkskiesdistr. voor het afvaardigen van leden naar de
Tweede Karner der Staten-Generaal. Het bevat volgens de wet van 6
Mei 1869 de 23 gem.: Zutphen, Eibergen, Vorden, Groenlo, Winterswijk,
Aalten, Lichtenvoorde, Dinxperlo, Wisch, Borculo, Laren, Lochern,
Neede, Warnsveld, Diepenheim, Doetinchem (stad), Doetinchem (ambt),
Zelhem, Hengelo, Hummelo, Doesborgh, Steenderen, Buurlo. Het telde
in 1869 97,161 inw. en 2837 kiesgerechtigden.
Zu tp h en , kiesdistr. voor de prov. Staten van Gelderland. Het bevat
de 5 gem.: Zutphen, Gorssel, Warnsveld, Laren, Lochern.
Z u tp h en , derde arr. van Gelderland. Het werd in 1811 als arr. van
het Departement-van-den-Boven-IJssel gevormd. Het was gedurende den
Eranschen tijd en to t 1838 gesplitst in 14 kantons, t. w. : Zutphen, Aalten,
Borculo, Doesborgh, Doetinchem, Eibergen, Gendringen, Groenlo,
’s Heerenberg, Lochern, ter Borgh, Vorden, Warnsveld en Winterswijk.
In 1838 kwam de tegenw. indeeling to t stand, waardoor het getal kantons
tot 7 verminderte, t. w : Zutphen, Lochern, Groenlo, Aalten, Doetinchem,
Doesborgh, ter Borgh.
Zutphen, eerste kant. van het arr. Zutphen, bevattende de 3 gem..
Gorssel, Warnsveld en Zutphen.
Z u tp h en , klasse der Herv. Kerk, teilende 45 gem. met 56 par. Zjj is
verdeeld in 4 ringen: Zutphen, Doesborgh, Doetinchem en Winterswijk.
Z utphen, eerste ring der klasse Zutphen. Men telt daarin 12 gem. t. w.
Zutphen, Almen-en-Harfsen, Barchem-Zwiep-en-Boschheurne Geesteren,
Gelselaar, Gorssel, Laren, Lochern, Buurlo, Vorden, Warnsveld, Wichmond.
Z u tp h en , dekenaat van het aartsbisd. Utrecht. Het strekt zieh uit
over 20 par., t. w. Baak, Borculo, Brummen, Bussloo, Dieren, Drempt,
Gorssel, Hengelo, Keijenberg, Klarenbeek, Loenen, Olburgen, Ruurlo,
Steenderen, Velp, Vierakker, Vorden, Wehl, Wijnbergen, Zutphen. T o t
de par. Dieren behoort de bijkerk te Steeg of Rhedersteeg.
Z utphen, of Zu tfen , gem. in Gelderl., op beide oevers van den
IJssel. Zij grenst in het noordoosten aan Gorssel, in het oosten en zuid-
oosten aan Warnsveld, in het zuidwesten, westen en noordw. aan Brummen.
Zij heeft haar tegenw. uitgestrektheid —- 1243 bund. — eerst door de wet
van 16 Dec. 1862 verkregen, die een klein deel der gem, Brummen
daarbij inlijfde. Voor dien tijd was zij groot ruim 1229 bund.
De grond bestaat hoofdzakelÿk uit klei, ten deele uit zand.
In 1795 had Zutphen 6878 inw. In 1811 telde men er 7591, in 1822
8147, , in 1830 10,204, in 1840 11,400, in 1850 12,498, in 1860 13,697,
in 1870 14,656, in 1876 14,385.
In laatstgen. ja a r onderscheidde men deze bev. in: 10,543 Ned.-Herv.,
24 W.-Herv., 383 Ev.-Luth., 2 Herst.-Luth., 359 Chr.-Geref ,112 Doopsg.,
13 Rem., 2455 R.-Kath., 2 Oud-R., 472 Isr. en 20 ongenoemden.
De gem. bevat de stad Zutphen, de b. de Hoven en eenige ver-
strooide hnizen.
De stad Zutphen ligt ter plaatse waar de Berkel in den IJsse l valt.
Zij ontleent haar naam waarschijnlijk aan de woorden zuld en veen. In