
lijk 3 bierbrouwerijen, 7 leerlooierijen, 1 steenbakkerij, 1 pannenbak-
kerij, 1 fabriek ran kerksieraden, 1 kachel- en brandkastenfabriek,
1 sigarenfabriek, en 1 fabriek van koffiemolens, balansen en bascules.
Cuyk-en-St.-Agatha, gem. in N.-Brab. tusschen Linden, Beers,
Haps en Oeffelt (N.-Brab.), Mook-en-Middelaar en Ottersum (Limb.).
Zij beslaat 1698 bund., en telde in 1822 1673, in 1840 1999, in 1878
2285 inw. In 1870 deelden de ingezetenen zieh in 2141 R.-Kath., 108
Herv. en 19 Israelieten. Nevens den landbouw, die op den weltoebereidea
zandgrond (dilnvinm) met günstig gevolg wordt gedreven, bloeien et
handel, ambachts- en fabrieks-nijverhcid. Het verkeer wordt door de
voorbijstroomende Maas bevorderd. Behalve het vlek Cnyk. bevat de
gem. de kloosterbuurt st.-Agatha en de geh. Ewinkel, Vianen, Heeswijk,
en Cuyksche-Heide.
Cuyksche-Heide, geh. in de gem. Ouyk c, a ., op de grenzen van
Haps en Beers.
Cuzemer, of Kuzemar, voorm. nonnenklooster van de Premonstra-
tenser orde in de Gron. gem. Oldekerk. Het werd i n 't begin der 13de eeuw I
onder den naam van st.-Maria’s-poort door Hendricus, probst van Be-
rethe, gesticht, doch op het einde der 16de eeuw gesiecht. De piek, nog
herkenbaar aan hare hooge ligging, wordt thans door eene boerderij
ingenomen.
I Daal, of Dal, geh. in de Limb. gem. Voerendaal.
■ Daalhof, voorm. slot in de Overijss. gem. Giethoorn, omstreeks 1680
b e e lo o p t.
1 Daalhuizen, schoon en uitgestrekt landgoed in de Geld. gem. Rhe-
ften, in de vorige eeuw door den geschiedschrijver Gerard van Hasselt
langelegd, die er in 1816 een gedenkteeken plaatste ter eere van den
[held Prins Willem Frederik George Lodewijk en diens brave wapen-
Ibreederen.
■ Daalmeer, of Aalmeer, in 1575 drooggemaakt meer in de N. Holl,
■gem. Koedijk, 131 bund. groot.
■ Daalsche-dijk, weg van Utrecht naar de voorm, abdij Mariendaal.
I Daarle, d. in de Overijsselsche gem. Hellendoorn, in 1840 met 386,
■in 1860 met 634 inw. Tot 1855 slechts eene buurt, is het toen door de
ispehting van eene Herv, kerk in den rang der dorpen getreden.
I Daasdonck, meermalen het Ladderkasteeltje genoemd, voorm. kasteel
■in de N.-Brab. gem. Ginneken-en-Bavel, in 1832 afgebrand.
I Daelhem, of Dalhem, voorm. graafschap aan de Maas en de Berwine,
■velks beheerschefs hun land deels als eigen goederen bezaten, deels in
Been van de Hertogen van Limburg en Brabant hadden ontvangen. De
■erste Graaf, die door de geschiedenis wordt vermeld, Willem, ontmoeten
H y m U08 en 1128. Hij werd opgevolgd door Koenraad, die in be-
■cheiden van 1146 tot 1152 vooi'komt en waarschijnlijk het graafschap
■ a n het Huis van Hochstade bracht. Uit dit geslacht regeerden over
Mfseihem: Dirk I (tot omstreeks 1197); Lotharius I (tot omstreeks 1219);
^■tharius II (tot omstreeks 1238) ; en Dirk II, die zieh gedrongen zag,
■ U ^ Pebruari 1244, zijn land aan Hertog Hendrik I I van Brabant af
■ 8 aan. De leenhulde, waartoe de Hertog van Brabant over eenige
V n ™ dit graafschap aan den Hertog van Limburg verplieht was,
■ f * 1 ®-endrik III van Walram IV in 1258 af.
a^at Dimburg- in 1288 aan Brabant was gekomen, is Daelhem aan
toegevoegd, als een der Landen-van-Overmaze.
■ gevolge der verovering van het steedje Daelhem, de hoofdplaats
et graafschap, in 1644, door de Staatschen onder von Stein-Kallenfels,
e graafschap Daelhem in 1661 tusschen de Staten der Vereenigde-
B n :! 611 ^en K°ning van Spanje verdeeld. Deze splitsing geschiedde
I voege, dat de Staten het steedje Daelhem, benevens de bans of