
Bijlmermeer, onder het Fransche bestuur onder Weesp gebracht, werd
onder Koning Willem 1 weêr eene zelfstandige gemeente, die 592 bund.
groot was en in 1822 84, in 1840 180 en in 1847 191 inw. telde. Den
1 Januari 1848 is echter de Bijlmermeer bij de gern. Weespercarspel ingelijfd.
In 1177 en vervolgens komt Bijlmermeer onder den naam van Ben-
delmerbruc voor.
B ijlo op (de), stroompje in de N.-Brab. gemeenten Zundert, Rijsber-
gen en Princenhage, dat in de Aa valt.
Bijma, landgoed in de Gron. gem. Oldekerk, zuidwaarts van de bunrt
Faan, weshalve het oudtijds het Huis te Faan werd genoemd. Aan dit
huis hecht zieh eene sombere herinnering, daar Rudolf de Mepsche, Heer
van Faan, welke dit huis in 1725 stichtte, er in 1731 meer dan vier-en-
twintig menschen op eene gruwelijke wijze liet pijnigen, om hen tot be-
kentenis te brengen van een misdrijf, dat waarschijnlijk velen niet begann
hebben. Zij werden den 24 September daaraanvolgende ten ge-
volge der afgedwongén bekentenis gevonnisd en zeer wreed gestraft.
Een-en-twintig hunner werden ter dood gebracht, van welken drie door
het blakeren van vlammen.
B ijm e rw a a rd , of B e im e rw a a rd , pold. in de Geld. gem. Rheden,
groot 188 bund., deel uitmakende van den Ellekomschen-Waard.
B ijssô l, buurtschap aan de Zuiderzee, in de gem. Doornspijk, in
Hoog-Bijssel en Laag-Bijssel afgedeeld.
B ijs te in , adell. h. in de Geld. gem. Putten.
B ijste r , beekje in de N.-Brab. gem. Roosendaal, een sprankje van de
Loozebeek.
Bij Steren, geh. in dé Geld. gem. Putten.
B ijs te r s (de), polderland in de N.-Brab. gem. Waspik en ’sGravemoer.
B ijs te r v e ld , geh. met een fraai kasteel in de N.-Brab. gem. Oirschot,
B ijs te r v e ld , buurt in de N.-Brab. gem. Helmond, in 1840 met 409 inw.
B ijv a n g (de), buiten in de Geld. gem. Bergh.
B ik k e r sp o ld e r , pold. in de Utr. gem. Bunschoten, 463 bund. groot.
B ild e rd am , buurt, vroeger een deel der voorm. gem. Kalslagen, in
1854 bij Leimuiden gevoegd, en sints 1 Janüari 1865 voor het noorder-
deel onder de gem. Uithoorn gebracht. Zij had in 1840 59 inw. De
buurt is längs de Vecht gebouwd en behoort nu deels tot Noord-, deels
tot Zuid-Holland. t. w. tot de gem. Uithoorn en Leimuiden. De Bilder-
damsche sluizen, die de vaart op Amsterdam zeer belemmerden, zijn in
1824 weggebroken.
B ild e rd am m e r la an , weg tusschen Kalslagen en Bilderdam, dienende
tot waterkeering tusseben Amstelland en Rijnland.
B ild t, gem. in Friesland, in het noorden door de Wadden en in het
westen door de Zuiderzee bespoeld, doch in het oosten door Ferwerdera-
deel en Leeuwarderadeel, en in het zuiden door Menaldumadeel en Bar-
radeel bepaald.
Vroeger lag hier de mond van de Middelzee, doch nadat deze boezem
was opgeslijkt, ontstond ook hier land in plaats van zee. Reeds in 1398
had deze landvorming eene aanmerkelijke uitgebreidheid bekomen, doch
het duurde tot 1504, eer de bedijking werd aangevangen. De Hertogen
Albrecht en George Saksen droegen tot het tot stand komen daarvan het
meeste hij. George sloot in 1504 met 4 Hollandsche edelen uit het ge-
slacht Oem van Wijngaarden of daaraan verwant eene overeenkomst,
waarbij deze mannen op zieh namen h et land binnen elf jaren te bedijken en
te ontginnen. In 1508 was het Bildt aan de zee onttrokken, doch de be-
dijkers hadden nog lang met vele moeiten te kampen. In 1579 werd het
Bildt stem in den Staat gegeven, en tot in 1600 door het bedijken van
het Nieuwe- en het Monnike-Bildt de uitgestrektheid aanmerkelijk ver-
groot. Nieuwe uitbreidingen vonden plaats in 1715 (de West-Bildtpollen),
en in 1754 (de Oost-Bildtpollen en de Noorderleeg). Het aanhechten van
Ameland aan den vasten wal belooft verdere vergrootingen.
Tegenwoordig is het Bildt 7766 bund. groot, waarvan 4783 het Oude-
Bildt, 1494 het Nieuwe-Bildt, 96 het Nieuwe-Monnike-Bildt, 379 de
West-Bildtpollen, 107 de Oost-Bildtpollen en 127 de Noorderleeg uitmaken.
De grond is een vette klei, die, uitmuntend bebouwd, rijke vruchten
voortbrengt.
De gem. is afgedeeld in 3 dorpen: st.-Anna-Parochie, st.-Jacobi-Paro-
chie en L.-Vrouwe-Parochie, doch bevat in geographischen zin 4 dorpen,
aangezien zij, buiten deze 3 dorpen, een vierde buurt met kerk (t. w.
eene Doopsgezinde vermaning), Oude-Bildtzijl genoemd, bevat.
De bevolking beliep in 1744 3362, in 1811 4892, in 1822 5528, in
1840 6729, in 1860 7801 en in 1870 8570 inw., voor laatstgenoemdjaar
afgedeeld in 7902 Ned.-Herv., 1 Waalsch-Herv., 3 E v ang.-Luth., 190
Doopsgez., 1 Rem., 449 Chr.-Ger. en 10 R.-Kath., terwijl van 14 de
godsdienstige belijdenis niet was opgegeven.
Landbouw en veeteelt zijn de hoofdbedrijven der ingezetenen, terwijl
als fabriekmatige inrichtingen weinig meer dan enkele kleine bierbrouwe-
rijen en chicoreieesten bestaan. In 1870 beliep de oogst 21,456 mud tarwe
(van 596 bund.), 2880 mud rogge (van 96 bund.), 25,550 mud wintergarst
(van 511 bund.), 5320 mud zomergarst (van 133 bund.), 29,400 mud haver
(van 490 bund.), 7650 mud boonen (van 225 bu n d ), 6120 mud erwten
(van 204 bund), 119,980 mud aardappelen (van 857 bund.), 4160 mud
winterkoolzaad (van 104 bund.), 6725 mud kanariezaad (van 269 bund.),
4,060,000 mud chicorei (van 203 bund.), 539,650 mud vlas en 12,685
mud lijnzaad (van 1054 bund.), 144,000 ned. pond mangelwortels (van
bund.) en 65,250 ned. pond klaverbooi (van 145 bund.). De grootte
van het gebraakt land beliep 29, die der kunstweiden 224, die van 't
weiland 1122 en die van ’t hooiland 755 bunders.
De veestapel bestond uit 1228 paarden, 3135 runderen, 2582 schapen,
43 bokken en geiten, 241 varkens.