
m i
ifij'l "
"r.. '
. , J
•iji. ä
I I
684
luid ccner Javasclie kronijk, welke door Raflles i) is medegedeeld
geworden, eene groote uitbarsting uit den Keloet plaats:
«de ecrste uitbarsting van den Keloet, waarvan de overlevering
melding maakt, lieeft, naar men zegt, plaats gehad in dezen
tijd» (tijdens de regering van lioedo lalejan, ongeveer ten jare
927 der Javasche tijdrekening); «de ontploffingen kwamen,»
naar men meldt, «overeen met het geluid van den donder en
het gansche land werd door de uitgev?orpene ascli in de diepste
duisternis gehuld.»
In dSdd, op den 5"'™ Junij, werd eene zeer fijne en ligte
asch uitgeworpen, welke, naar Horsfield, uit zuivere aluinaarde
bestond.
In d826, van den dd^"'' tot den October, had eene
hevige uitbarsting plaats, welker ontploffingen door geheel Oosten
Midden-Java gehoord werden, onder anderen ook op den
IS''™ October, des morgens tusschen 9 en 10 ure, te Jogjakerta.
Door geheel Oost-Java tot aan Banjoewangi was de lucht door
de uitgeworpene asch verduisterd en werden tevens aardbevingen
gevoeld.
Volkomen ten zelfden tijde met den Keloet had eene uitbarsting
plaats uit den krater (eruptie kegel) Pakoeodjo van
den Dieng, welke de residentien van Midden-Java met asch
overdekte (vergelijk Hoofdstult I. p. 255). Opmerkenswaardig
is het, dat uit twee vulkanen, welke, gelijk de Pakoeodjo en
de Keloet, 35 geographische mijlen van elkander verwijderd
liggen, te gelijker tijd eene uitbarsting plaats greep, terwijl geen
enkele der tusschen dezelven gelegen vuurspuwende bergen,
wierkraters (gelijk die van den Sendoro, Soembing, Oengaran,
Merbaboe, Merapi, Lawoe) nog allen geopend zijn, daarin
schijnt gedeeld te hebben!
In d835 had eene uitbarsting plaats, wellce met de vorige
' ) History of Java I I , p. 95.
0 Verhandel. v. h. Bat. Genootsch. VIII.
Naar luid der mededeclingen van den Gener. Maj. van der Wijck. Men zio ook
de Jav. Cour. van den ISiien en 25"t''n Oct. 1826. 42 en 43.
685
overeenkwam, maar minder hevig was; niettegenstaande alle
navorschingen in verscheidene plaatsen van Kediri, zoo bij
hoofden als bij mindere Javanen, heb ik noch den dag, noch
de maand, waarin dezelve plaats greep, kunnen vernemeji. i)
Wat betreft de verschijnselen, welke met deze gebeurtenis
gepaard gingen, hieromtrent kwamen de opgaven der inboorlingen
zeer wel overeen en waren zij vrij duidelijk; ten opzigte
der tijdrekening echter waren zij in de war. (Nopens den tijd,
in welken de uitbarsting van 1825, naar luid der Javasche Courant
plaats gi'eep, vergisten velen zieh twee volle jaren!.)
Uit deze overeenstemmende opgaven der Javanen, voornamelijk
der hoofden te Srengat, Bhtar en andere plaatsen, blijkt hoofdzakelijk
:
Bij elke uitbarsting, zoowel de laatste als de voorlaatste,
werden de blikken der aanschouwers het eerst naar den bergtop
getrokken door ontploffmgen, welke overeenkwamen met het
gebulder van gesehnt, dat op een afstand wordt losgebrand. Het
eerste, wat zij dan zagen, was vuur, namelijk, vuur in de lucht,
d. i. duizenden van stralen, vuurklompen en vonken, welkein
bogen door de lucht vlogen, — benevens vuur aan de hellingen
des bergs, waar het in stroomen van de kruin längs vloot (waarschijnlijk
was dit alles gloeijend zand, met enkele steenbrokken
vermengd, welk een en ander deels in de lucht werd geslingerd,
deels over den kraterrand heenvloeide en vervolgens in de
lengte kloven benedenwaarts stroomde.)
Door dit vuur werden, in de bovenste zonen van den berg,
alle en in de beneden gedeelten van denzelven die bosschen
geheel en al en plotseling verbrand en verkoold, welke het naast
aan de vuurstroomen grensden, en elke kiem van plantengroei
werd vernietigd. De ontploffingen en hevige onderaardsche slagen
hielden voortdurend aan en waren, in 1826, zoo hevig, dat zij
op een lijnregten afstand van 30 geographische mijlen van den
vulkaan, namelijk, te Banjoewangi werden gehoord, alwaar
men dezelven voor het gebulder eener verwijderde kanonnade
' ) In de Javasche Cour, van dit j a a r heb ik geen berigt daar omtrent kininen vmden.
>(ii
i