
' ' jt. •
1'
• i i !
oncloenlijk inaakle; zij vindt hare uitwatering in de kali Proga,
welke op eea geringen afstand van daar voortstroomt. >)
7. Kali Koening. Deze beek ontspringt eensklaps, uit groote
gaten in het rotsgesteente, in de dalkloof (djoerang) van gelijken
naam, aan den zuidelijken voet van ^den Merapi.
8. Het ((blaauwe water,)) in de resideniie Pasoeroean. Zeer
groote brennen, waaruit liet water met kracht opwelt; zij liggen
in elkanders nabijheid in eene ketelvormige uitholing des bodems
(aan? den voet des Tengger) en vormen een bekken, dat een
omvang heeft van 420 voet, — een klein meer, — waarvan
het overtollige water zieh tot eene beek vereenigt, welke in eene
zuidelijke rigting stroomt. Dit oord wordt door de Javanen in
heilig»e eere gehouden. [Mondel. 2)
BESCHOUWINGEN TER TOELICHTIING VAN HET VOORAFGÄANDE.
Onder de opgenoemde 70 minerale brennen van Java worden
er Zeven gevonden (no 1, S, 7, 9, 10, 18 en 22) waarvan
mij het omliggende terrein, waaruit zij opwellen, niet van
nabij bekend is. Van de overige 63 liggen er: a, veer den
(no 4, 6, 19, 21, 37, 38, 39, 40, 44, 59, 60, 62, 69, 70)
op een grooteren of geringeren afstand van vulkanen, in het
tertiaire gebergte, hetwelk, zoo in de nabijheid van velen dezer
brennen, als insgehjks in andere slreken van hetzelve,
door ganggesteenten van verschillende soort is doorbroken;
no 19 weit op aan den voet van den kolossalen Linggoengmuur,
welke ten duidelijkste een breukrand is van het opgehevene,
neptunische gebergte, hoewel de breukvlakte ni'eit tegenover
een vulkanischen berg opwaarts rijst; — d. achttien derzelven
0 Zorgvuldig gedane barometer-waarnemmgen heblien mij doen zien, dat het
niveau der lioogst gelegene lioofdbron op gelijke hoogte, of altbans slechts weinige
voeten hooger ligt dan de vlakte voor het residentshuis te Magelan; daar nu de
hoogere gedeelten der stad Magelan, de Aloen-plaats, nog 50 voet boven de zoo
even genoemde vlakte ryst (zie bladz. 111 der Isie afdeeling^, zoo is het onmogelijk
het water der beek, door middel van kanalcn, naar die plaats te leiden.
') Ik weet niet of het „blaauwe water,, als identiek mag bcschouwd worden met
de ranoe Kalindoongan , welk meer insgelijks inPasooroean wordt gevonden, danwel
of het tweo verschillende bekkens zija.
1367
(no 2, 3, 11, 13, 23, 24, 25, 33, 45, 46, 47, 50, 51,52, 53,
56, 57, 66) entspringen in eene hoogere zone, aan de helling
van Vulkanen, uit een vulkanischen rotsbodem; — c, zeslien
anderen (n« 8, 34, 35, 36, 41, 42, 48, 49, 54, 55, 58, 61, 63,
65, 67, 68) komen op eene geringere hoogte aan de oppervlakte
des bodems te voorschijn, namelijk, aan den voet van
Vulkanen, ter plaatse waar deze op den neptunischen bodem
eindigt en d. vijftien (no 12, 14, 15, 16, 17, 20, 26, 27,
28, 29, 30, 31, 32, 43, 64) entspringen aan de grenzen van
het neptunische en vulkanische gebergte, aan de binnenwaarts
gekeerde zijde van een neptunischen breukrand, of van een
voorberg eens vulkaans.
Uithoofde het juist aan de breukranden van het laagsgewijs
gevormde gebergte is, dat de grootste spleten ontstonden,
waardoor vloeistoffen, hetzij in dampvormigen, of in druipbaren
toestand, zieh een uitweg konden banen, zoo mag het
aantal brennen, hetwelk in de nabijheid van dergelijke
breukranden opstijgt, als gering worden beschouwd. Het
is echter waarschijnlijk, dat de vroeger genoemde 18 brennen
(b), die aan de hellingen van vulkanen uit den bodem
te voorschijn komen, benevens de 16 anderen (c), welke
aan den voet van vulkanen opwellen, zoo niet allen, stellig
voor het grootste gedeelte tot deze rubriek (d) mögen gebragt
worden en dat zij, in den diepen schoot der aarde, uit
spleten opwaarts stijgen, welke längs den breukrand van gedeelten
der laagsgewijze formatie loopen. Want möge bij c.
geen opgeheven gedeelte van het laagsgewijze gebergte zigtbaar
zijn, ZOO wordt zulks misschien hierdoor veroorzaalit, dat zijn
rand niet hoog genoegwerd opgestuwd, ten einde aan de oppervlakte
des bodems zigtbaar te worden; waarschijnlijk ligt hij
bedolven onder de puin- en alluviaal-vormingen, welke den
voet van vele dier vulkanen omgeven en, wordt men bij (6.) ter
zijde der vulkanen geen dergelijken voorberg gewaar, zoo moet
zulks misschien hieraan worden toegeschreven, dat dit gebergte
door lava-stroomen en andere uitwerpselen der vulkanen, die
zieh en ophoogden en zijwaarts verbreedden, is overgestelpt
k'