
, u • I ; 'li. •
í f
t
it'l
l i l i
gedeelte vaii hct eilaad Wetter en het nog verder zuidvvaaiis
gdegone eiland Timor; uit zijn top zien zij bijna immer rookwolkeii
opstijgen, ja, dien menigwerf door een vuurschijii
gloeijen. Hij ligt eenzaam, geheel geisoleerd in de uitgestrekte
zee en is, benevens n" 85: poelo Manoek, van alle vulkanen, die wij
ziilleii oplellen, het verst verwijderd van alle andere eilanden.
82. rOELO DAMME.
Een eiland uoordoostwaarts van het noordoostelijke uiteinde van
Timor; breedte T 3' zuid en lengte 122= 45' oost. Het is een
kegelvormige berg, welke bijna allijd rookvi'olken uitwerpt; hij
rijst op in den noordoostelijken uithoek van dit tamelijk uitgestrekte,
wondrijke eiland (volgens Kolff.), hetwelk bijna uit
dien enkelen berg bestaat. Aan zijn voet en wel voornamelijk
aan de znidwestelijke kust des eilands worden vele plaatsen
gevonden, alwaar tusschen het gesteente een heet zwavelachtig
water opborrelt (Kolff.). Ten jare 1646 stichtten de Nederlanders
eene kolonie op de zuidoostkust van het eiland, in de
nabijheid van dezen vulkaan, doch zagen zieh genoodzaakt,
iiithoofde van de ongezondheid der landstreek, het eiland weldra
te verlaten. (Valentijn.)
Het eiland Roti, waar moddervulkanen voorkomen, — het
groote eiland Timor, — het ten opzigte zijner physieke gesteldlieid
onbekende eiland Roma, — en de eilandvormige
Vulkanen : Damme, Nila en Seroea vormen een aaneengeschakeld
geheel, eene rij,waarvan Roti het west-zuidwestelijke en Seroea
het oost-noordoostelijke uiteinde uitmaakt en welke, zieh uitstrekkende
naar het noorden 60= ten oosten, eene gelijke lengte
bezit als het eiland Java.
83. POELO NILA.
Een eiland, m de opgegevene rigting bijna midden tusschen
Damme en Seroea gelegen, op hetwelk, volgens berigten van
Horsburgh, eene solfatara wordt gevonden.
84. LEGELALA.
Vulkaan van het eiland Seroea, gelegen op 6= 21' zuider
1269
breedte en 130° 38' ooster lengte (volgens Kolli'.). Het gansche
eiland vormt slechts een enkelen vulkanischen kegel, welke
onmiddeliijk uit de zee oprijst; aan zijne noordoostelijke helling
verheft zieh nog een kleine tweelingsberg.
d683. Gedurende de hevige aardbeving op Amboina, werd
ook Seroea door aardschuddingen bezocht, en had er eene uitbaisting
des vulkaans plaats. (Val. deel HI, stuk 2, pag. 17.)
d694; in dit jaar had eene hevige uitbarsting plaats, ten
gevolge waarvan een groot gedeelte des bergs werd verbrijzeld
en in den krater stortte; bijna het gansche eiland werd herschapen
in eene vuurzee, d. i. werd bedekt met gloeijende of
gesmoltene lava. De berg moet een lava-meer hebben omsloten,
hetwelk, door het instorten van gedeelten van het berggevaarte,
steeds in omvang toenam. De bewoners des eilands zagen
zieh, door de hevigheid der uitbarsting, genoodzaakt te vlieden
en naar andere nabij gelegene eilanden de wijk te nemen,
namelijk, naar Banda. (Valentijn. 1. c.)
d8A4, in September ving de Legelala, na 150 jaren in rust
te hebben doorgebragt, op nieuw aan te woeden. In Januarij,
1845, kwamen op de Nederlandsche bezitting te Banda neira
10 inlanders aan, die het volgende verhaalden: «tot heden
«hebben wij, benevens anderen, het kleine eiland Seroea bewoond,
«waarop een 600 (?) voet hooge vuurberg, Legelala geheeten,
«is gelegen; ongeveer vijf maanden geleden, had plotsehng eene
«uitbarsting van dezen berg plaats, welke gepaard ging met een
«onderaardsch gedruisch, dat nog steeds voortduurt. Ten ge-
«volge daarvan zijn wij naar Banda, en een ander gedeelte onzer
«landgenooten naar Timor verdreven geworden. Dit onderaard-
«sche gebulder, hetwelk schrikkelijker mögt genoemd worden dan
«hetratelen des donders, en dat insgelijks is gehooi-d geworden
«op de naburige kleine eilanden Teoa en Hilla, heeft ons, met
«angst vervuld, ons vaderland doen verlaten.« (Volgens de Jav.
Courant, 1845, no. 41.)
8S. POEI.O MANOEK.
Een eiland, gelegen op 5° 29' zuider breedte en 130= 1' ooster
[
Ti;
, i;'.
i
í
iv•i i