
r Ii
: 1 í
560
imügcu liad gceiiidigd, nam ik afschcid ^-an mijii rcisgcnoot, den
liccr Bosch en zettede mij in den zadel om vervolgens allein,
slccliLs door een paar hoofden van minderen rang (en de koelis,
die mijne pakkaadje droegen) begeleid, mijne reis naar Soemedang
te vervolgen. Ik zeide mijnen ouden en nieuwen reisgenoot
vaarwel, verdiept in gedachten over de raadselachtige baren en
stroomen van het lot, volgens welks wetten, — door geensterfelijken
geest te doorgronden, — de heer Bosch en ikhier in het
biinienste en afgelegenste gebergte van Java elkander weder
onlmoetten, nadat wij acht jaren vroeger, door de werkelijke
baren van den oceaan, niet dezelfde kiel, van Hellevoetsluis naar
de reede van Batavia waren voortgeschommeld geworden. Tijdehs
wij nog te zamen koutend aan boord van de «Jacob Cats» het
oog in het oneindige, blaauwe verschiet der zee lieten weiden,
lagen deze 8 jaren nog als eene toekomst vöör ons en che geheimzimige,
ZOO ondoordringbare en voor den mensch zoo Aveldadige
sluije^r van het lot was nog voor dit tijdperk niet opgeheven
geworden^ hoe zou het mogelijk zijn geweest destijds te vermoeclen,
dat wij elkander hier, onder dergelijke omstandigheden,
zouden wederzien? Thans hebben zieh deze acht jaren voor
ons oog ontrold, wij hebben dezelven beleefd; maar wie kan
weten in Avelken maalstroom ons de nieuwe toekomst zal stooten
en voortdrijven^ en met welke andere bekende gedaanten hij
ons ten derden male zal bijeenbrengen?
Dergelijke gedachten, en het geloof aan eene voorbeschikking
was niet ver vferwijderd van dezelven, vervnlden mijnen geest bij
mijne afreize te Wanakerta, en onttrokken mij geheel en al
aan de biiitenwereld, terwijl mijn paard, het best geleid door
den vooruitrijdenden wegwijzer, werktaigelijk voorwaarts stapte.
Weldra echter bragten de veranderde omstreken en de nieuwe
terreinvormen mij tot het werkelijke leven terug.
Ter regterzijde verhief zieh de Sida kehng, welks hellingen
met gras begroeid, wiens schedel met geboomte bekroond Avas;
längs zijnen westelijken voet loopt de weg in eene noordelijke
rigting voort; aan de linkerzijde daarentegen lagen eene memgte
kleine, afgezonderde heuvelen van onregelmatige, halfbolvormige
5(U
.edaante, van welke verscheidenen tot digt in de nab.jheid van
Sen weg zijn voortgesehoven geworden. Hierdoor verki,,gt de
dem vanliet dal, ^ d a t , uithoofde van " Ä ' l
van Garoet af tot aan deze plaats, (als een besc^.ouwd wd
. waar niet horizontaal is, (gehjk dat van Bandong maar van
hetwelk echter nitgebreide streken herhaaldelijk vlakke rmmten
vormen, - van hier af een oneffen, henvelachtig aanzien. dezo
henveleL bestaan geheel en al mt pmnbrokken van trachxet-lava
die op elkander gehoopt en waarvan de tnsschenruiiBtor met zand
cn verweerde rotsmassa's zijn gevnld. De oppervlakte dezer h uvelen
heeft een ronden vorm verkregen door het verweren der
lava-brokken, welke met aarde overdekt en met gras begroeid
nin Hoewel de meesten derzelven geisoleerd liggen en afzondi
lyke halvekogels of afgeronde kegels nitmaken, zoo vormen
echter eene lange rij, een strook of een
i h van den staartvormig verlengden voet (Djoengkoer Panen
des bergs Agoeng tot hierioe, derhalve over de tji Manoek ot
aanharen regteroever, door den dalgrond voortsehmft, ten gevolge
waarvan de bogtvormige vlakte van Leles van het overige gedeelte
van den dalbodem wordt gescheiden. Op onze reize
.an Leles naar Trogon (zie de schets) reden wij over het
begin van deze henvelenrij aan den voet van den Agoeng; van
daar af reikt zij als een zamenhangende stroom van lava-pumhenvelen
tot in het midden v a n h e t d a l , - a l w a a r de tji Manoek
in eene cüepe kloof en van hier voor het oog bedekt, door
dezelve heenstroomt, - zet zieh vervolgens ook aan den regteroever
der rivier, doch in mecr geisoleerde heuvelen, die voortdurend
lager en vlakker worden, tot hier toe voort.
Het IS bhjkbaar, dat de bogt van Leles (welke ongeveer
even hoog ligt als Garoet) vóór het ontstaan dezer heuvelennj
eenzamenhangend geheel met de overige dalbedding mtmaaUe,
en dat de tji Manoek, door die uitgeworpen massa's m hären loop
gestremd, het benedengedeelte van den dalbodem overstroomen
enmisschiengedurendelangentijdeenmeermocstvormen,alvorens
zij zieh eene nieuwe bedding door d e z e puinhoopen had gegraven.
Iloezeer cvenmin de beteekenis als de oorsprong dezer heu