
¿säaE
20 voet hoogte zaaingegroepeerd wordt gevondcn. Niets is onbegroeid
dan de kraterrand zelf.
60 De west-noordwestelijke helling van den Merapi, die naar
liet kratermeer is gekeerd, vormde in 180S een loodregten
wand; tusschen dezen wand en den rand van het meer lag eene
vlakke ruimte, welke eene uitgestrektheid bezat van een half
uur. Deze vlakke voorsprong is nog heden aanwezig, hoewel hare
uitgestrektheid geringer is dan vroeger; de loodregte wand
echter is verdwenen, waarschijnlijk ten gevolge van instortingen
of doordien hij is overstelpt geworden met zand; siech ts een
paar kleine voorsprongen zijn nog overgebleven, terwijl dezelve
in eene gewone berghelling is herschapen.
De ZOO even genoemde bergstorting heeft hoogst waarschijnlijk
de groote kloof doen ontstaan (zie Idjen, Figuur 4) ,
welke thans van Banjoewangi en Badjoel mati aan de ooslelijke
helling van den Merapi wordt waargenomen. Hoewel gezegd
wordt, dat destijds eene aardbeving heeft plaats gehad, ging
dezelve niot gepaard met eene uitbarsting.
7" De grootste verandering onderging de kraterketel, zoowel
wat zijnen vorm als .zijne grootte betreft. Velgens de getuigenis
van Leschenault had de kraterketel, vöör de uitbarsting, den
vorm van een ovaal; zijne grootste middellijn boven aan den
rand bedroeg, van het zuidwesten naar het noordoosten, naar
schatting 3,000, die des bodems 1,500, terwijl de diepte op 400
voet werd gerekend. Aan de oost-, zuidoost- en mede aan de
noord-noordwestzijde des ketels liepen de wanden, tot op de helft
hunner hoogte, met eene zachte glooijing nederwaarts; aan
hun benedengedeelte waren zij steiler dan van boven. In
het zuidwesten was de wand met eene kloof doorsneden; hij
bestond uit rotsmassa's, welke ten deele verweerd, brokkelig
en wit gekleurd waren; siech ts boven aan den rand
waren zij met aschlagen bedekt, die hier eene witachtige,
eldei's eene geelachtige of andere kleur bezaten. Aan de noordnoordwestelijke
zijde kon men längs eene zacht glooijende
helling tot op eene aanmerkelijke diepte in de kolk afkhmmen;
in iiet benedengedeelte, waar de helling steiler werd, was het
4
1031
noodig zieh van ladders te bedienen, ten einde den bodeni der
kraterkolk te bereiken.
Dekraterbodem, welke inderigting van het zuidwesten naar
het noordoosten eene lengte had van 1,500 voet, bestond uit
een horizontalen, in de meeste streken verbitten aschgrond,
waarin op verscheidene plaatsen kleine stukken vulkanisch
glas werden aangetroffen; behalve eene menigte kleine openingen
en reten, waaruit dampen opstegen, werden aan den
voet van den oostelijken wand vier groote gaten gevonden,
waar zwaveldeelen waren aangeslagen; de grootste opening
had eene middellijn van 7 voet en zoowel uit dit gat als
uit de anderen Stegen, onder een heftig gebruis, zwaveldampen
opwaarts. Uit een dezer gaten werden, met tusschenpoozen
van een tiental sekonden, «gesmoltene» Stoffen
uitgeworpen, vergezeld van een fluitend gesuis; deze uitwerpselen
hadden de dikte van een vuist of daaromtrent,
werden tot op een afstand van 8 ä 10 voet weggeslingerd en
verkregen bij het nedervallen eene platte gedaante; (was het
modder?),
Naar hetgeen door de Javanen aan Leschenault verhaald
werd, lagen deze fumarolen, twee jaren vroeger, dus in 1803,
meer naar de westzijde der kraterkolk; aldaar hadden zij verscheidene
gaten ter diepte van 25 voet, — die thans echter
uitgebluscht waren, — als sporen van haar voormalig aanwezen
achtergelaten.
In het laagste gedeelte van den vlakken kraterbodem, digt
nabij den zuidwestelijken wand, lag een klein meer, dat
ongeveer eene breedte van 400 voet had; van de oppervlakte
van het water, dat verhit was en eene witachtig groene kleur
bezat, Steeg voortdurend een ligte damp opwaarts; de rand van
het meer, welke steil in het water nederdaalde, was siech ts aan
eene enkele zijde toegankelijk. Uit dit meer, dat niet meer dan
een vierde gedeelte van de oppervlakte des kraterbodems besloeg,
stroomde, door eene kloof in den zuidwestelijken rand der kraterkolk,
de ons reeds vroeger bekend gewordene zure beek.
"Welig groeijende varens waren tot op den bodem van dezen
[t