
r
! .
I,
-M.
1
5U
binnen Valien tlcuppels, namclijk, door den rook uit onze oogen
geperst. Slechts eeno goedo tafel en eene goede slaapplaats,
waarvoor onze vriendelijke gastheer en reisgenoot gezorgd had,
waren in Staat ons vrolijk gestemd te doen blijven.
lletwas inisschien middernaoht, toen wij door een vreesselijk
geschreeuw, door een verschrikkelijk getier uit den slaap werden
gewekl! Wij springen van onze legerstede op; het eerste denkbeeld,
dat bij my opkwam, was — eene vulkanische nitbarsling^
mijne vrienden dachten aan brand, moord en doodslag, want
de Javanen hieven uit honderde kelen een moorddadig angstgeschrei
aan! Ik dacht, misschien stört de Tjikorai in, —maar
alles bleef stil; er was slechts een schrikkelijke moord gepleegd;
rnet doorgebeten halzen, lagen drie paarden dood op den grond
en de moordenaars, — de tijgers, — waren gevloden! Zij waren
Over debamboesheining gesprongen, niettegenstaande zoo vele menschen
in de nabijheid waren; een der paarden hadden zij ongeveer
100, een ander ten minste 300 schreden ver in de koffijtuinen
weggesleept, alwaar wij bij het fakkelhcht deze arme
slagtoflers vonden liggen; het derde hadden zij binnen de omheining
gelaten, maar alle drie waren zij in den hals doodgebeten.
Dit voorval heeft de Javanen in eene sombere stemming gebragt;
ook de onze is niet veel vrolijker, want, naar den tijd
te rekenen, is het reeds 6 ure en nog laat zieh geene morgenschemering
aan den hemel bespeuren! Fijne stofregen, even
als gisteren avond, is alles wat men aan den hemel gewaar
wordt, waardoor mijne reisgenooten gedurig meer en meer van
hun voornemcn, om den Tjikorai te beklimmen, worden afgebragt.
Ik echter hield mijn gevoelen staande, dat in de hoogere lagen
des dampkrings ontwijfelbaar een noordoostewind woei; tusschen
de ncvelachtige wölken ziet het oog van tijd tot tijd,
door kleine vensters, het blaauw der lacht. Dit beschouw ik als
een bewijs, dat de wolkenlaag slechts dun en dat daar boven de
dampkring helder is; ik voorspel clerhalve zonneschijn op de
kniin van den Tjikorai, die ontwijfelbaar hooger moet liggendan
deze vvangunstige wölken (zij verborgen den berg voor ons gezigl)
en niocdig ter afreize aan.
Om 11 uro houdt de regen eindelijk op, de blaauwe vensters
worden grooter, onze hoop neemt met dezelven toe en wij worden
vrolijker gestemd; nadat wij door een stevig ontbijt nieuwe
krachten hebben verzameld, wordt rnarschvaardig geblazen, —
(spreek uit: geroepen, geschreeuwd),— allen zetten zieh in bewegingenhet
commando: paarden voor! besluit dezeregenschets.
Garoet, den d^"" Augustus, d8H.
In minder dan een half uur bereikten wij de hoogste grens
der koffijtuinen, welke (aan de noordoostelijke helling van den
Tjikorai) ongeveer 700 voet hooger ligt dan de pasanggrahan;
nu traden wij verder te voet onder het lommer der hooggroeijende
wouden, die voorts onafgebroken den ganschen kegel tot op den
hoogsten top bedekken.
Het naast bij de grenzen der koffijtuinen worden voornamelijk
eiken (Quercus pruinosa, angustata, sundaica Bl. en anderen)»)
aangetroffen. Even als de overige woudboomen zijn zij in eene
ruime mate met zodenvanmos bedekt en met üsneen behangen,
lerwijl zij weergalmen van het geschreeuw der paauwen, die
hier in grooten getale worden aangetroiFen. Wij verlieten deze
Streek ten 12 ure; Rotan-(calamus-) soorten, welke op Java zoo
algemeen verspreid zijn, slingerden zieh ook hier in alle rigtingen
door het woud; boven de Streek, waarin de eiken groeiden,
werd Podocarpus cupressina R.Br. (ki Poetri door de Inlanders
geheeten) gedurig in grooter aantal gevonden. Weldra
traden wij de wolkenlaag binnen (4,800—5,000 ), welke te
Tjikoewiwi over onze hoofden heentoog; bovendien bemerkten
wij uit het gefluit der Muscicapa cantatrix (die bestendige bewoner
der koele en eenzame bergwouden) de toenemende hoogte,
welke wij bereikten. De kleine, doch sehoone Pinang-palm
(Areca pumila), met hare vuurroode bestrossen, werd menigvuldig
in het kreupelhout aangetroffen; Frijcinetia-soorten slingerden zieh
om de boomstammen en vele Agarici^ (paddestoelen, champi-
•) De kajoc oi Fasan dor Inlanders, metversclieklenebijnamon, als; p.Soesoc,
Xipis.