
d
Í
^ I Í
• i
' 1
i ' í-
928
cene gewoiie inet rolsteeiieii vervulde en zachtglooijende kloof
tot bedding, zoo verkrijgt zij later, zoodra zij den voet "van den
Ranoe is genaderd en door dit beletsel in hären loop gestuit,
zieh naar het noordoosten en vervolgens naar het oosten heeft
gewend, een ganseh ander karakter. Zij doorsnijdt nu de
tuüagen, welke het benedengedeelte der vlakte kenrnerken, en
vormt, alvorens zij Pradjakan bereikt, eenesmalle, maar diep
uitgespoelde gleuf, een kanaal,á&t, in de nabijheid van het
ZOO even genoemde dorp, ter plaatse waar zij längs den oostzuidoostelijken
Toet van den Ranoe heenstroomt, zijne grootste
diepte bezit; dit kanaal heeft aldaar volkomen-den vorm eener
regelmatige, door kunst daargestelde gracht, met loodregte
wanden en geeffende randen; in dier voege loopt zij somtijds,
ter lengte van i/4paal, in eene lijnregte rigting door het vlakke
land, zonder eene kromming te maken of het niterlijk eener
gewone, breedere beekkloof te hernemen. Westwaarts, of, naauwkeuriger
gezegd, westzaidvvestwaarts van Pradjakan heeft dit
kanaal eene breedte van 29 voet; 42 voet hoog verheffen
zieh de wanden boven den spiegel van het water, terwijl dit
laatste, bij een gewonen stand, te dier plaatse 17 voet diep
is; het kanaal heeft derhalve eene diepte van 59 voet (rijnl.),
bij de helft dier breedte.
De aanblik dezer kloof, welke, nithoofde van de gelijke
hoogte der wederzijdsche randen, reeds op een geringen afstand
uit het oog geraakt, maakt een diepen indruk op den beschouwer;
naauw tnsschen de effene, loodregte wanden ingesloten,
ontwaart men, diep beneden in een schemerheht, de beek, die
geheel en al ontoegankelijk blijft, terwijl de wederzijdsche
wanden elkander zoodanig naderen, dat men op de smalste
plaatsen den tegenover gestelden oever met éen enkelen sprong
waant te knnnen bereiken!
Hoe glad de 59 voet hooge wanden dezer gleuf ook mögen
zijn, hoe volkomen zij op rofswanden mögen gelijken^ hoe
groot de overeenkomst ook möge wezen der evenwijdige,
dwarsloopende en 10 voet van elkander verwijderde spleten,
die op verschillende plaatsen door verticale reten met elkander
hä
929
verbünden ziju, met eene i'egelmatige afschciding van een vust
rotsgesteente, en eene verdeeling in groote kubieke s tukken,—
ZOO bestaan deze wanden loch gedeeltelijk uit niets anders dan
uit fijne, vulkanische asch, en gedeeltelijk uit een grover zand,
waar tnsschen lava-brokstukken, menigwerf van puimsteenachtigen
aard, vermengd zijn; zij bestaan derhalve uit vw/^awsc/ie,
hier en daar brekzie-achtige tvffen, welke eene heldergrijze,
eenigermate in het gele overgaande kleur bezitten. Deze vaste,
grove tuf, welke echter zeer gemakkelijk met den hamer iijn
geslagen kan worden, ligt in duidelijk herkenbare, gemiddeld
10 voet dikke, evenwijdige lagen op elkander; even als alle
andere dergelijke zand- en aschmassa's, welke in deze Streek
worden gevonden, mag men dezelven beschouwen als uitgcworpene
Stoffen van den Ringgit, die waarschijnlijk door de
opgestuwde wateren der kali Sampejan en van andere beken, —
wier loop daardoor was gestremd, — in modder overgingen
en alhier bezonken.
Op een grooteren afstand van Pradjakan, meer naar het
zuidwesten heen, heb ik echter op sommige plaatsen een
trachiet-gesteente gevonden, dat eene zeer groote hoeveelheid
hornblende bevatte; in ribben, bijna prismatisch afgedeeld,
stak het aan de wanden der kloof uit.
Door dergelijke padas-lagen, stroomt de beek in zijn nu
eens wijder dan weder naauwer, kanaalvormig werdend bed
al kronkelende door de vlakte, welke noordoostwaarts van
Pradjakan voortdurend smaller wordt. Te dier plaatse naderen
van wederzijde läge heuvelruggen, uit dergelijke zandmassa's
bestaande, tot elkander; zij vernaauwen de vlakte tot een
smallen dalgrond, welke zieh in kronkelenden loop tusschen
deze kale heuvelen heenwendt; slechts eene schrale grasmat,
waarop enkele Embhca-boompjes groeijen, bedekken hier en
daar deze heuvelen. De weg volgt de kromten en bogten der
beek, welke dit dal heeft uitgegraven door de heuvelrij, nadat
deze, misschien slechts voor körten tijd, tot smallen voormuur
van een binnenmeer had verstrekt.
Eerst eenigc palen verder verkrijgt het dal wcderom eenige
r \
I i