
1015
h
"•Il
m
ïk'
m
slroomcndc water van de berghelling werd afgcvoerd; hieruit
volgt dan tevens: dat de zuurdeelen, in het water dozer beek
voorhanden, alsdan niet eens toereikend, zijn om de hoeveelheid
kleiaarde op te lessen, welke haar eigen water bevat.
Het schijnt derhalve, dat Horsfield het drooge met het
regenachtige jaargetijde heeft verwisseld. Velgens de nasporingen,
door mij in het werk gesteld, meet het raadsel^) tot de
volgende eenvoudige daadzaken worden teruggebragt:
lo De banjoe Paît behoudt hare znre hoedanigheid op een
grooten afstand yan de plaats, waar zij entspringt ^ en na de
dwarskloof van den Kêndêng te zijn doorgestroomd, sleehts in
die zeldzame gevallen, wanneer, na aanhoudende droogte, de
zoetwater-beken, welke zieh in haar entlasten, eene geringe
hoeveelheid water aanvoeren ; de zure beek, ; welke het nitloozingskanaal
is van het kratermeer, kan daarentegen nimmer geheel
droog worden, dewijl dit meer wordt gevoed door het water, dat
van de met wenden bedekte bergtoppen des Merapi nederstroomt
en deze zyn niet sleehts voortdurend in welken gehnld, maar
zij W^^m. .hooger dan de brennen van alle andere beken in het
rond; ten andere, uithoofde dit oorspronkelijk atmospherisehe
•yvater zijne znre hoedanigheid aanneemt door de zwavelig zure
dampen, die uit den bodem des ketels opstijgen en door het water
stroomen, en uithoofde het meer missehien ook door waterdamp
, die mede uit de kraterkolk opstijgt, steeds nieuwen
toevoer verkrijgt.
Bij den gewonen stand van het weder verliest de beek
hare zure eigensehap reeds op een geringen afstand beneden
den waterval, ten gevolge van de groote hoeveelheid zoet
water, welke de beken, die zieh straalsgewijs met haar vereenigen,
in haar uitstorten.
Met dien naam mag het werkelijk worden bestempeld, wanneer wij de borigten
nagaan, welke dien aangaande zijn gegeven door Horsfield, Lesohenault en Eeinwardt,
die te ligtvaardig het oor hebben verleend aan de sprookjes der inboorlingen.
Het valt ZOO geheel en al in den smaak der Javanen iets wonderbaarlijks in alle
natuurverschijnselen te zoeken, zoodanig dat zij zelfs de eenvoudigsten, die zieh
als het wäre van zelf verklaren, maar hunne wijze van zien trachten op te
sieren, door er iets wonderbaars of vreemds aan toe te schr\jvcn.