
910
op elkander kunnen stapelen, zonder dat de spits boven den
rand zigtbaar zou zijn.
Niets echter is bekend omtrent uitbarslingen van dezen
vulkaan, welke gedurende den geschiedkundigen tijd zouden
hebben plaats gehad; de wegspoelende kracht van het nederstroomende
water alleen kan deze kaalheid niet hebben veroorzaakt.
Men zou derhalve bijna%eneigd zijn tot het gevoelen
Over te hellen, dat van tijd tot tijd uitbarstingen uit den
vulkaan plaats hebben, welke, uithoofde niemand in de nabijheid
des bergs woont, niet worden waargenomen; dit kan vooral
het geval zijn, na 12 ure, wanneer, gelijk bijna dagelijks op
Java plaats heeft, eene bijna onafgebrokene wolkenlaag in de
Zonen van 4 ä 6,000 voet in den dampkring"hangt.
Behalve de zoo even vermelde, tot een geheel verbondene lagen
van trachiet-lava, vonden wij geene andere rotsen op den Rawon
dan sXaeafragmenten, die zeer verschillend van grootte waren;
wij troffen er afwisselend aan ter grootte van een paar duim tot
de grootte van 5 voet; zij hadden eene onregelmatige, scherphoekige
gedaante en werden deels in de hard gewordene, heldergrijze
asch vermengd, deels door het regenwater uit dien deeg losgespoeld
aan de oppervlakte verstrooid in het rond gevonden; de
meesten echter werden wij op den bodem der spleten gewaar.
Grootendeels bestonden zij uit zeer vaste, heldergrijs gekleurde
trachiet-lava, overeenkomende met die, welke wij op den Semeroe
hebben aangetroffen; anderen M aren basaltachtige, van gewigt
zeer zware kva, in meerdere of mindere mate verslakt en poreus;
Velen waren verweerd. Bat. n" 92, L. n" 282 (Bat. no 93.),
Bat. no 94, Bat. no 95; — wijders troffen wij alhier volkomen
puimsteenachtige slakken aan. L. n» 283 (Bat. no 96.) en steenbrokken,
welke door de werking van zwaveligzure dampen in
eene zeer losse, buitengemeen hgte massa waren overgegaan
L. no 284 (Bat. no 97.) De kleur dezer laatste soort was meer of
minder melk-of geelachtig wit; waarschijnlijk is het kleiaarde,
raet reeds gevormde aluin, i) waardoor de horizontale bodem
') Welke onder anclevcn als Bisulphas alumiuae, als vederaluin, in den kratervan
den Wajang en in de telaga fmeer) Leri in eene zeer groote lioereelhcid voorkomt.
i)ll
des kraters, benevens vele deelen van den kratei'inuur hunac
witachtig grijze kleur verkrijgen.
Hoewel voortdurend wolkennevelen over onze hoofden togen
en het wolkendak een aaneengeschakeld geheel vormde, zoo
werden wij echter door het weder in zooverre begunstigd, dat
geen regen op ons nederstroomde, want hgtelijk zou hij ons,
op dezen aschbodem, die spoedig loslaat, met alles wat wij bij
ons hadden, bergalVaarts hebben gespoeld. Siechts des avonds
vielen enkele droppels, waarop de schitterende sterren ons
verder een helderen nacht voorspelden.
Nadat onze kok ons een welvoorzienen disch had toebereid,
bragten wij een allezins dragelijken nacht door, dewijl ons
leger niets te wenschen overliet; eenige onzer bedienden hadden,
met behulp van spitse stokken, ter zijde van de kleine
kloof, holen in de asch gegraven en beweerden, dat zij, in
deze kunstmatig gevormde grotten, een regt aangenaam, voor
den wind beschut nachtverblijf vonden. Wij gaven aan deze
arme duivels eenigen brandewijn, mantels, wollen dekens, en
hetgeen zij verder verlangden, waarna wij ons in de armen
des slaaps wierpen. Ik was echter minder gelukkig dan mijn
reisgenoot Bosch, die weldra insliep; ik moet bekennen, dat
ik, die zoo menige rüstige nacht in andere kraters, zoo als,
b. V. in den krater van den Merapi had doorgebragt, dezen
keer den slaap niet vatten kon. Deze berg, in Europa zelfs bij
name niet bekend, wekte bij mij zulk een onaangenaam, wantrouwend
gevoel op (dewijl de oorzaak der zigtbare verschijnselen
voor mij niet duidelijk was), — de raadselachtige
dorheid der buitenhellingen, zonder dat uitbarstingen hadden
plaats gegrepen! de menigte sporen van aardstortingen, welke
zieh vertoonden, — doch stil, zonder dat eenig geluid werd
vernomen, ging de nacht voorbij.
Waarschijnlijk is het, dat de gehalte aan kali door de zwaveligzure dampen uit den
veldspaath, — digte veldspaath (felsit) en riakoliet, — is getrokken geworden cn
dat zwavelzure kali in de wateren en in den modder voorhanden is.
Lalere aanmerlcing. — Dezo zelfstandigheid is door A. Waitz werkelijk gevonden
in het watev van het meer Idjen cn van de tögala Bodas. (2ie Tjin,^
it,
' I
i:
II;' ; • '
L'
. I'
1
m
w