
a ü
'f,
I . I
s»
wij als de zotcl der inoddervulkanen in oogenschonw ziilleii
iicuien. Zij is zeer laag gelegen, rijst weinig boven de vlakte
van Dernak, waariii zij eindelijk overgaat; haar bodem bestaat
hoofdzakelijk uit klei en is even als die der laatstgenoemde,
geheel en al met rijstvelden bedekt. Laat ons thans, nadat
wij dezen vlugtigen blik op de orastreken en op de ligging
der vlakten hebben geslagen, den beer Hasskarl op zijnen togt
volgen.
Tusschen het poststation Gompe en Poerwodadi trok hij over
de tji Toentang en bezocht hij den kleinen, rondaebtigen heu-
•vel «goenoeng Ngemba,» welke eenige Engelsehe mijlen westwaarts
van Poerwodadi, op een afstand van l'/2 Engel, mijl
zuidwaarts van den grooten weg, oprijst. Hij verlieft zieh 150
voet, misschien iets hooger boven de vlakte, welke, volgens
gedane barometer-waarnemingen, ongeveer een honderdtal voeten
boven den spiegel der zee zal liggen. Aan de zuidelijke
helling van dezen heuvel, doch nader bij deszelfs .sehedel dan
bij zijnen voet, werden eenige ketels aangetroffen, gevuld rnet
modderachtig water, dat door opstijgende gasbellen in gestadige
beweging werd gehouden. De grootste ketel;::had eene
treehtervormige gedaante en was, boven den waterspiegel, 4 a 5
voet wijd; het water was niet merkelijk verwarmd. Iets lager
aan de helling, ongeveer 40 ä 50 voet beneden dezen. trechtervonnigen
ketel, werd, tusschen kalkrotsen besloten, een ander
beiden gevonden, dat gevuld was met vuil en stinkend water.
Nadat hij dit er had doen uitscheppen, zag hij eene bruingele
aardolie opwellen, uit eene kleine opening tusschen de
rotsbrokken; in den Staat zoo als zij uit de rots opwelde wilde
dezelve niet branden, hetgeen echter, naar hem door de
inboorlingen werd verzekerd, wel het geval is, wanneer zij
eenige dagen heeft gestaan (nadat de waterachtige deelen in
zekere mate zijn verdarapt).
Van Poerwodadi loopt de weg 15 ä 16 Engeische mijlen ver,
Over het algemeen genomen, in eene oost-zuidoostelijke rigting
tot aan het dorp Koewoe, dat, reeds iets hooger in het zuidelijke
gedeelte van het Loese-dal, aan den voet van den zuidelijken
1181
bergrug is gelegen. Körnt men nu in de nabijheid van de modderbronnen
(salsen), die ten zuiden van het dorp liggen, dan
ontwaart mön eene geheel en al kale vlakte, welke elk spoor
van plantengroei mist en omringd wordt door groene velden,
beschaduwd door de vruchtbooraen der dorpboschjes; deze horizontale
vlakte, welke eene lengte van 1 Engeische mijl, bij eene
breedte van een vierde mijl heeft en Blêdoeg i) wordt geheeten,
bestaat uit een taaijen, loodkleurigen modder. Op verscheidene
plaatsen was de modder week, papachtig en kon men er slechts met
behulp van ladders, waarop matten werden gelegd, over gaan;
het grootste gedeelte echter der oppervlakte was door de zon
gedroogd, waardoor een veerkrachtige bodem was ontstaan, die
onder den voet des wandelaars gölfvormig rees en daalde.
«Op deze plaatsen ziet men, dat de horizontale vlakte van
tijd tot tijd in den vorm van blazen wordt opgedreven. 2) Deze
blazen verkrijgen allengs meerdere uitgebreidheid, en bersten
eindelijk open; dit gaat gepaard met een dof geluid, hetwelk
veel overeenkomst heeft met het gebulder van een stuk geschut,
dat op een grooten afstand wordt losgebrand; in alle rigtingen
wordt de. modder ter hoogte van 20 à 30 en tot op een
afstand van 50 voet weggeslingerd, welke la ter al plassend
nedervalt. Zoodra de blaas gesprongen is, ziet men een donkerblaauwen
damp langzaam in de rigting van den wind over
de moddervlakte heenwentelen, die, al voortgaande, allengs
dunner wordt en eindelijk op een afstand van een paar honderd
pas van de opening niet langer voor het oog zigtbaar is, hoewel
dezelve nog steeds een Sterken reuk blijft verspreiden,
eene lucht, welke het ademhalen zeer bemoeijelijkt en waarin
men jodium-damp meent te bespeuren. »
^ Bij eene temperatuur des dampkrings van 81° Fahr., heeft de
versch uitgeworpene modder eene wärmte van 100' Fahr. Het
schijnt, dat de ontlading van de grootste hoeveelheid danipen niet
altijd ter zelfder plaatse geschiedt. Zoo ontwaart men mede in
'} Bledoek bij Ilasskarl.
' ) Volgens schriftelijke mededeeliiigen van den heer Ilasskarl rijzen deze blazen
liooger dan 5 voet , j a , waarschijnlijk tot eene hoogte van 10 à 15 voet.
ml
I