
. i I
fi
ti >i SI)
1
vS:i li ,<| Mi, f
» M i l / * ]
, J
mt " 'i iir
1260
De in zec uilstekcndc kaap Lengan was verdwenen.
Rondom de oedjoeng Kasi, zoo rnedc tusschen Kempo en Tompo
(? Dompo) aan de noorder kust, lag eene tallooze menigte omgeknakte
en gebrokene boomstammen op den hoogen, steilen lavawalvan
liet Strand in woeste wanorde dooreen; het scheen, dat
sleclits eene ontzaggelijke baar dezelven daarheen had kunnen
voeren.
Van het Klontong-gebergte tot aan Laronggo was de kust
herschapen in een steilen rotswal, ter hoogte van 100 ä 120
voet, uit lava-puinbrokken bestaande, welke woest doorkloofd
waren en een schrikverwekkend aanzien hadden.
In andere streken lag het uitgeworpene zand tot gansche
heuvelen op een gehoopt. Slechts op den hooger rijzenden
bodem, zuidwaarts van den Tomboro gelegen, namelijk, van
Pekat tot aan Pakopekat, zag men nog eenige groene
wouden.
In den zeeboezem van Bima waren enkele plaatsen ter hoogte
van 50 voet met uitgeworpene massa's opgehoogd geworden, in
zandbanken veranderd, ten gevolge waarvan de ankergrond
eene gansch andere gedaante had verkregen.
De berg Tomboro zelf vsas, naar de inboorhngen verzekerden,
twee derde gedeelten in hoogte afgenomen; hij vormde
thans slechts een puinhoop van enkele, woest op elkander gestapelde
bergbrokken, door diepe spleten en kloven vaneen
gescheiden.
Voortdurende opheffingen of verzakkingen van den bodem
boven of beneden het voormahge niveau werden te Bima, waar
een Nederlandsche Resident gevestigd is, niet waargenomen.
Het schijnt, dat de plaats, waar Tomboro was gelegen, nietis
verzonken, maar met puimsteen is overstelpt geworden; daarenboven
mag het als zeer twijfelachtig worden beschouwd, dat het
verdwijnen der vroeger genoemde land- of bergtongen, kapen,
(oedjoeng's door de Maleiers geheeten) zij ontstaan ten gevolge
van verzinking, maar integendeel doordien de diepere tusschenruimten
met uitgebraakte Stoffen zijn opgevuld geworden. De
laatste veronderstelling komt nog aannemelijker voor, om reden
1261
bewoond geblevene oorden geene verandering lieeft ondei'gaan.
Er wordt, wel is waar, in somrnige beschrijvingen gezegd: dal,
Tomboro is verzonken, dat op de plaats, waar in voormaligen
tijd de stad gelegen was, thans een 18 voet diepe ankergrond
gevonden wordt, maar Owen Philipps, van wien Railles zijne
berigten heeft verkregen, zag Tomboro niet; steunen derhalve
alle dergelijke uitdrukkingen niet blootelijk op veronderstelling
en, dewijl van de beide gansche rijken Tomboro
en Pekat slechts drie personen in het leven overbleven? ')
Die verbazend hooge zeebaar, welke ook Bima ovei'stelpLe en
waarschijnlijk aanleiding tot dergelijke verbalen heeft gegeven, —
(welke, wanneer daarbij sprake is van het vernielen van gansche
Steden, zoo veel aanlokkends hebben voor verschillende Volkeren,
dewijl zij de herinnering opwekken aan die oude, heilige
overleveringen nopens den zowoivloed), — werd waargenomen
op den dO^™ April. Eene maand later herkende Disterdijk
echter nog zeer duidelijk de plaats, waar Tomboro had gestaan
(zie vroeger); geen enkel gedeelte der aardoppervlakte was aldaar
weggezonken, zelfs des Ronings schip lag nog aan het Strand
der zee; en wanneer wij nu zien, dat dezelfde waarnemer,
die vier jaren later dat oord met den Resident van Bima 2)
bezocht, geen spoor meer kon ontdekken noch van de stad,
noch van hare rainen, is het dan niet veel natuurlijker te
veronderstellen: dat het oord met lava-sLroomen, namelijk, met
piiimsteen en asch is overstelpt geworden en wel te naeer, dewijl
er uitdrukkelijk door hem wordt gemeld: dat het 00g, zoo verre
het ook reikte, niets dan een puimsteenveld kon ontwaren?
Hetgeen hier wordt gezegd, heeft niet de strekking om de
mogelijkheid eener dergelijke gebeurtenis te loochenen, waar-
'-) Geleerdeii, die zieh in Europa bevindon (gelijk de beroemde Lyell, Principles
I. p. 353.) handelen onbedaehtzaam, indien zij uit berigten, betreffende dergelijke
weinig bckende landen , en uit verschijnselen , welke zoo vlugtig zijn waargenomen
geworden, gevolgtrekkingen opmaken, die iuYloed kunnen uitoefenen op de vulkanische
theorien.
Beide waren immers onberooroordoelde waarnemers; geen enkel woord wordt
door hen gerept van aardvcrzakkingen.
fTf'- '
• f j
i