
I
I
«
ti I
geiic gebcj'gle uilslak, — daai'van op de -volgende wijze iiiel-
(ling niaakt: «cen vreeselyke roock , waer van wij alle verwondert
waren.» i) Daarenboven is hat zeer waarschijnlijk, dat de
Rmggit vroeger veel hooger was dan ihans; hierop doelt de
naam: goenoeng Agoeng, d. i. de groote, de -verhe-vene berg,
welke benaming gewoonlijk aan den hoogsten berg eener landstreek
wordt gegeven; nog op den huidigen dag wordt de
Ringgit door de bewoners van Bondowoso en van Pradjakan aldus
genoemd, niettegenstaande zij verscheidene bergen in het rond
kunnen gewaar worden, welke tot veel grootere hoogte oprijzen,
ZOO als b. v. de Ajang en de Rawon. Waarschijnlijk nam de
hoogte des bergs sedert dien tijd veel af, dewijl het bovenstc
gedeelte des koepels, nadat hij door de woedende uitbarstin.
gen, die jaren lang aanhielden, geheel en al was doorwoeld en
verbrokkeld geworden, allengskens in elkander stortte.
In het voorafgaande werd, naar ik meen, op eene voldoende
wijze aangetoond: dat de Ringgit de brandende berg is,
welke in het verhaal van 1597 wordt bedoeld en dat het
D'. S. Müller is, die zieh vergist, wanneer hij mij 1. c.bladz.
459 van dwaling beschuldigt.
Do Keloet ligt op een afstand van 42'/a geographische mijlen van het pimt
C. Daar na voorwerpen, ter hoogte van 24,000 voet, op een afstand van Al^ha
geographische mijl nog kimnen gezien worden, ZOO zou men van eene 24 duizend
voet hooge rookzuil, welke uit den Keloet opsteeg, nog ter naauwernood den
top hebben kunnen waarnemen, aangenomen zelfs dat de horizon volkomen
vrij geweest Was, terwijl integendeel zeor hooge bergen tussehen beide punten
zijn gelegen.
i
DERTIE^DE SCUETS.
V U L K A A N 44: BOELOERAN. O
( ( U i l l i o o f i l o de vulk.inen nii ecns in cnkclc kriiif;-
{(Vorinige groepcn, dan weder in duhbci o Tijiju worden
i c a a n g e t v o i l e n , zoo mag zulks als h e tduide l i jks l e bewijs
((Worden bescliouwd, dat de oorzaak der vuikanischtj
( ( w e r k i n g niet zetelt in de naliijheid van de oppervlakte
( ( d e r aardkorst, of dat dezelve slechts van geringe be-
( ( t e e k e n l s zou genoemd mögen worden, jnaar integendeel
« d a t z i j wordt voortgebragt doorgeducht e verscliijnselen,
(I w e l k e in de diepste ingewanden der aarde geboren
( ( w o r d e n . »
( A . V. HUMBOLDT.)
Bavjoewangi, den d^'" OctoBer.
Te Soernbér waroe bevindt men zieh als het wäre aan de
uiterste grenzen der bewoonde wereld. « Tot hiertoe en niet
verder ! » zegt de koetsier, terwijl hij den reiziger, met den
glimlach van innerlijke tevredenheid op het gelaat, uit het
rijtuig ziet Stappen; ten einde zijn togt voort te zetten, is de
reiziger verpligt een klein paardje te bestijgen, om over het lavaveld
van den Boeloeran heen, als door eene kleine Syrische
woestijn, het beloofde land van het welriekende water (Banjoewangi
i) te bereiken. Heden morgen ving ik mijne reis aan,
en leide ik de grootste helft daarvan tot aan Badjoel mati, welke
ongeveer 15 palen lang is, van 61/2 tot IOV2 ure af.
Oostwaarts van Soember waroe, doch in de onmiddellijke
nabijheid dezer plaats, komt men aan eene kleine beek, kali
Sékar poetih geheeten; iets verder oostwaarts, op een afstand
van ongeveer 1 paal van het dorp, treft men eene tweede,
iets breedere kali, de Kloekoeran aan. Hier houdt de vlakte op,
in ZOO verre dezelve uit hard gewordene vulkanische asch be-
' j Banjoewangi is zamongesteld uit banjoc d.i. water en waugi d.i. welriekond.
'i
•1,1
(1
.1 !•
• 4