
! '
! I
w
738
krooncii der Wei-ingin-booiuen, liet lichte groea der hooge
Pisaugbladeren, welke boven de zijmuren of heggeii uitsteken,
en het bladerendak der geelachtig groene, schitterende waaijers
van JSokos-palmen, die zieh boven het donkergroene loofgewelf
van het overige geboomte verheffen, om het beeld van
een dergelijk Javasch dorpje te verkrijgen. Onder bijna immerdurende
schaduwen verborgen, valt hier en daar, tusschen de
stammen der vruchtboomen, het geelachtige bruin der hutten
in het oog.
De kah Brantes, welke wij bij Kediri als een spiegelgladde,
rüstig daarheen vlietende rivier leerden kennen, loopt bij Malang
nog al murmelend over vulkanische rolsteenen; alhier heeft zij
ongeveer de breedte der tji Dani, nabij Buitenzorg. Zij stroomt
uit de tusschenruimte tusschen den Kawi en den Ardjoeno benedenvvaarts,
neemt in het bovenste gedeelte van hären loop alle
beken op, welke van de noordelijke zijde van den Kawi, benevens
van de zuidelijke zijde van den Ardjoeno afstroomen
en wendt zieh bij het dorp Malang, welks oostzijde zij bespoelt,
naar het zuiden heen; in deze rigting, namelijk, daalt
het gansche middengedeelte van het landschap, het welk, ingesloten
tusschen den Kawi en den Ardjoeno ten westen en
den Tengger, benevens den Semeroe ten oosten, eene uitgestrekte
dalvlakte vormt; hare grootste hoogte ligt noordwaarts
van de negerij Malang, ter plaatse waar de voet van het
ter wederzijde gelegen gebergte (het Ardjoeno en het Tengger
gebergte), die zieh vlak uitstrekt, in elkander loopt. Aldaar
ligt, aan den oost-zuidoostelijken voet van den Ardjoeno, ter
hoogte van 1,66S' het dorp Lawang, met de ruVnen van Singosari.
Van hier af daalt het landschap, in dezelfde rigting als
het door den grooten weg van Pasoeroean wordt doorsneden,
met eene zachte glooijing en van lieverlede naar het zuiden (of
naar het zuid-zuidwesten) 260 voet lager tot aan Malang, welke
plaats, bij denpasanggrahan Brantes, 1,400 voet boven de oppervlakte
de zee gelegen is; van deze plaats af tot aan den voet
der zuidelijke bergketen, welke zieh in eene dwarsche rigting
uitstrekt en den zuidelijken loop der kali Brantes eensklaps in
1"'''' h
. 739
eene westelijkerigting doet veranderen, houdt diezelldehelling van
het landschap in de rigting van het zuiden aan. In dit middengedeelte
zijns loops hebben wij deze rivier reeds leeren kennen en
gezien, hoe zij naar het westen, vervolgens, in de vlakte van
Kediri, naar het noorden stroomt en zieh eindelijk weder naar het
oosten wendt, tot waar zij zieh in de zee ontlast, zoodat zij,
rondom de vulkanische gebergtegroep Ardjoeno, Kawi, Keloet
en Andjosmoro heenvlietende, een aan de hoeken afgeronden
vierhoek beschrijft, en dat hare uitwatering en hare brennen
bijna onder denzelfden meridiaan gelegen zijn, en elkander zeer
van nabij naderen. Dit is het eenige voorbeeld, dat Java oplevert
van eene groote rivier, welke in eenen kringvormigen loop naar
hare brennen terugstroomt.
Het middengedeelte van Malang is derhalve eene van het noorden
naar het zuiden (of naauwkeuriger gezegd, van het noordnoordoosten
naar het zuid-zuidwesten) afdalende dalvlakte, —
eene opene ruimte tusschen de vulkanen, welke ten oosten
en die, welke ten westen zijn gelegen, — een doortogt voor
den versterkten zuidewind, welke hier even aanhoudend en met
gelijke hevigheid waait als te Kediri en te Madioen. (De twee
eerste voorbeelden van dergelijke van het zuiden naar het noorden
openstaande ruimten, tusschen ter wederzijde van dezelven
gelegene vulkanön.) — Malang is het hoogst gelegen van
deze genoemde drie vlakten; zij heeft haar val naar het zuiden
heen; in de beide anderen vlieten de beken in de rigting van
het noorden; •— zij behoort tot de gcmatigd warme zone van
1,200 tot 1,660 voet; de beide anderen daarentegen tot de
heete zone van 190 ä 300 voet, en toch heerscht in alle drie,
gedurende het drooge jaargetijde, een sterke zuidewind.
Het liefelijke oord, alvvaar wij ons thans ophouden, ligt niet
in het eigenlijke middengedeelte van het dal, welks grootste
gedeelte eene cultuur-y\akle is (met rijstvelden, dorpboschjes,
tabak en hooger op, aan den voet der bergen, met koffijaanplantingen
bedekt), maar meer naar het westelijke grensgebergte,
naar de zijde van den Kawi heen. Van hier gezien,
verheft zieh de Kawi (de middenste top) in het westen 7 tot