
' i
Hil
7 ( > ( )
gedecllo heeii, waar de balkti, waariiit zij bestond, zieh gedurig
ineer cn meer iiitzettedeu en voortdurend eene grootere
hoeveellieid asch loslieten, allcngskens lichter gekleurd.
Niels maiikt eea sterkcren indruk op den beschouwer dan de
weiiteleridebewegingder alzoiiderhjke, balvormige massa's, welke,
terwijl zij zieh iiiet gehjke snelheid meer en meer uilbreiden,
gedurig grooter werden en hooger siegen, — zieh tevens met
eene onlzellende vaart al draaijende om hare eigene assen (haar
middenpnnt) omwenleiden.
Men slelle zieh voor den geest, dat eene dergelijke 1,500 voet
hooge znil, welke derhalve driemaal hooger is dan doloren van
Anlwerpen's hoofdkerk, of vijflien maal hooger dan de hoogste
Kokos-palm (ä lOO voet) plotseling voor het oog wordt nedergetooverd,
•—• eene zuil, welke van onderen koolzwart, van
boven grijsklenrig is, met duizenden van pijlsnel ronddraaijende
massa's; zij bereikt bijna het zenilhdes beschouwers en dreigt op
hem neder te störten; — men hoore het geblaas,het geloei, dat
inderdaad met niets beter te vergelijken is dan met het gebrul
van een dier, indien er namelijk een dier bestond, welks muil
een diameter had van ten minste 300 voet; — men stelle zieh
daarbij de mogelijkheid voor den geest, dat eenige der vele
duizenden van groote steenen, welke allerwege stofwolken doen
oprijzen, en die men al krakend zelfs tot aan deze zijde van den
tusschenrug op de berghelling ziet aanslaan, ook tot op de plaats
waar wij ons bevmden kunnen heenvliegen; — men vergete daarbij
niet, dat, verstoken van beschutting en mensehelijke hulp, hier
aan geen ontvlieden te denken is^ en oordeele dan of er een sterfelijk
wezen (met gezond verstand begaafd) kan bestaan, hetwelk
dit schouwspel der natunr zonder beven, zonder tot in zijn binnenste
ontroerd te zijn, zou kunnen aanschouwen!
Wanneer men dit ziet, waant men nader aan den oorsprong
van het geschapene te zijn en de eerste, Woeste werkingen der
natnurkrachten te aanschouwen, welke met gelijk geweld de
massa's van den chaos opstuwden en vormden, als hier de wentelende
massa's der dampzuil in beweging worden gebragt.
Slechts een paar grootere steenen, welke de dikte van 1/4 ä 1/2
7i;7
voet hadden, vlogen over den tusschemiig heen en vielen, op een
afstand van 300 voet van ons, op de helling van den berglop,
waarop wij ons bevonden; wij waren derhalve slechts blootgesteld
aan een fijnen zandregen, gedurende den tijd dat de losgelatene
dampzuil, •—• welke nu tot eene wölk was geworden, —
door den wind voortgedreven over onze hoofden heenzweefde.
Bij het aanschouwen van dit sehrikkelijk verheven verschijnsel,
zou men met Ariel hebben kunnen zingen:
„ I h r Anblick giebt den Engeln Stärke,
„Wenn Keiner sie ergründen mag; i
„Die unbegreiflich hohen Werke,
„Sind herrlich wie am ersten Tag."
Weldra herstelden wij ons van den geleden schi-ik. Deels tot
het doen van meteorologische waarnemingen, deels om denvolgenden
morgen een vrij, door geene wölken belemmerd uitzigl
te hebben, ten einde peilingen te doen, besloot ik den nacht
op de kruin des bergs door te brengen; nog altijd bleef ik
hopen op de komst der koeli's met brandhout, hetwelk bij de
vreesselijke koude, die wij hier uitstonden, eene allereerstc
behoefte was.
De eerste uitbarsting, welke wij van de kruin des bergs hadden
waargenomen, had plaats gegrepen ten 12'/2 ure; li/j nur verliep
er alvorens eene tweede plaats had, en ik had intusschen tijd
genoeg om de kruin te onderzoeken en peilingen te doen naar
de weinige zigtbare punten der geborgten, welke zieh boven het
wolkendak verhieven; deze M'aren: de Ardjoeno, de Tengger,
en het geborgte tusschen dezen laatsten en den Semeroe. Dil
tusschengebergte, van den noordelijken rand der kruin gezien,
lag duidelijk in zijne gansche gedaante, als wäre het eene kaart,
voor ons oog; regtstreeks in het noorden, aan den voet van
den Semeroe, lag een stompe, kegelvormige berg, de goenoeng
Garoe; men zag van hier op zijnen gedeeltelijk platten, gedeeltelijk
concaven (op een krater gelijkenden) top neder; eene
verhoogde tusschenruimte verbond zijnen zuidelijken voet mel
den noordelijken voet van den Semeroe, welke met wouden ,
voornamelijk uit Casuarina's bestaande, was bedekt, die aan
deze zijde een grootere hoogte aan den kegel bereikten dan aan de
if
i!
S
f i
.1
15
Ix
•i ^
• : <\
i l
•.-. i
V 'S