
jT Jf/xwaA J/^&n^^;^
1011
Waarschijnlijk is hot, dat de lichlgroene kleur vaa den spicgcl
van het meer zijn oorsprong heeft in het helderkleurige afzetsel,
dat op zijn bodem wordt aangetroffen, op gelijke wijze als het
geval is in andere dergelijke meren, gelijk in de kawah Patoewa,
in de telaga Werno in het Dieng-gebergte, in de meren, welke gevonden
worden in den Tangkoeban praoe en in den Galoenggoeng;
de kleurspeling aan de oppervlakte dezer meren opgeinerkt, wordt
derhalve te weeggebragt door terugkaatsing van het licht op
dit bezinksel door het overigens geheel kleurlooze water. De
zand- en aseh-massa's, welke voornamelijk het bekleedsel van
den ketel uitmaken, zijn wit of heldergrijs van kleur en, ten
gevolge van de werking van zwavelig zure dampen, voor het
grootste gedeelte verweerd en overgegaan in eene witte aarde,
voornamelijk bestaande uit hlei en kiezelaarde; zoo verre deze
aarde door het water van het meer wordt bespoeld, vormt
zij een papachtigen modder. Op de bedding der beek werd geen
bezinksel aängetroiTen; de temperatuur van dit (koude) water
verschilt in geen opzigt van die der nabij gelegene beken, welke
zoet water hebben; de lava-rotsen daarentegen, die zeer
poreus waren, ten gevolge der groote hoeveelheid blaäsruimten
en oorspronkelijk eene lichtgrijze kleur beza ten, hadden een
wit, doch zeer dun beslag op al die plaatsen, welke vroeger
door het water bespoeld en later droog waren geraakt; zij zagen
er uit als waren zij wit geverwd. Dit beslag scheen hoofdzakelijk
uit aluin te bestaan. Ten einde later in de gelegenheid
te zijn dit water scheils-undig te doen onderzoeken, vulde ik
eene flesch, — die op eene voldoende wijze luchtdigt werd gesloten,
— ter plaatse waar de vroeger vermelde waterval zieh bevindt.
Latere aanmerhing. —• Het qualitative onderzoek van dit water is door
den heer Aug. Waitz bewerksteliigd; het verslag daarvan opgemaakt,
wordt gevonden op bladz. 1016 van dit werk. Volgens zijne analyse
bevat lietzelve weinig zwavelzuren kalk en zwavelzuur ijzer-oxyde;
veel Chloor-natrium en Chloor-magnesium; sporenvan Chloor-kalium;
zeer weinig pliospliorzuren kalk, kiezelaarde en eenige hars-deelen;
hetlioofdbestanddeel was: zure zwavelzure Jdeiaarde (thonaarde). Iiier
wordt derhalve eene gelijke zelfstandigheid (Bisulphas aluminae)
Ifiei-i'