
526
ten wcstcn cloor de verbindingsketen, welke zieh tiisschen den
Maiidalawangi en den Agoeng uitstrekt; — ten oosten door
(,'cnen tweeden steilen, bijna geheel gei'soleerd staanden kegelberg,
goenoeng Haroemon, benevens door zijne verbindingsruggen
met de nabij gelegen bergen, — en ten zuiden door een langen
bergkam, die zieh, van den Agoeng af oostnoordoostwaarts,
ver in den dalgrond voortsclmift. Het is deze berg Agoeng,
waardoor de Goentoer geheel en al voor het oog verborgen
wordt en welks oostwaarts gelegen uiteinde wij moeten overtrekken,
ten einde in den eigenlijken dalgrond van Garoet aan
te konien, vv'aarvan de vlakte van Leles als de afgeslotene, doch
overigens even hooge bogt moet beschouwd worden, i)
In het zuidelijkste gedeelte der bogt, nabij den noordoostelijken
voet van den reeds genoeraden ver nitloopenden rüg
van den Agoeng, ligt de hoofdplaats Leles, opmerkenswaardig
door eene der grootste bronnen van Java, welke oostwaarts
beneden het dorp als eene waterrijke beek, tji Tjapar geheeten,
eensklaps uit den vulkanischen, met kloven doorgroefden bodeni
opwelt en eene tamelijk vaste temperatuur van 76'' Fahr, bezit.
Over het bekken, met kristalhelder water gevuld, is een klein
huisje gebouwd, in welks nabijheid men steeds een aantal
Lelessche schoonen zal aantreffen, hetzij in het water badende,
of met bamboes buizen onder den arm, ten einde water te halen.
Nu loopt zij door het laagste, oostelijkste gedeelte der vlakte
») De rogterhelft van dezen dalgrond wordt gewoonlijkslechtsXm6c(n(7angenoemcl,
eil vormt een afzonderlijk regentschap met de hoofdplaats Garoet in het midden, de
plaatsen Tjikafjang hooger op en Wanakerta meer benedenwaarts gelegen; terwijl
de linkerhelft met de plaatsen Tjisiroepan (3,670 voet) op het hoogstgelegen gedeelte,
Trogon (2,200') in het midden en Baloeboer Limbangan (1,700') op het lagere gedeelte,
op eene zeer onnatuurlijkc wijze tot een ander regentschap, tot Bandong behoort.
De rivier (tji) Manoek, welke den dalgrondin het midden, in zijne grootste lengte van
het zuidwesten naar het noordoosten doorstroomt, Scheidt beide regentsehappen van
clkander; veel beter toch zou het zijn, dat de linker- of noordwestelijke bergketm
van den Mandalawangi over den Agoeng heen tot aan den Papandaijan de grenzen
tusschen dit regentschap en dat van Bandong uitmaakte. Zonder verder acht te slaan
op deze politieke indeeling, laat ons den schoonen dalgrond, met de zoo even
genoemde 3 Bandongsche en 3 Limbangansche plaatsen, — welke aan den linker- en
aan den regteroever der rivier ongeveer op gelijke hoogte tegenover elkander gelegen
zijn, — als een geheel besehouwen en noemen wij denzelven; het dal van Garoet.
van Leles, en vliet, terwijl zij alle audei-e beken opneenit, die
van het westen d w a r s naar haar toestroomen, in eene noordelijke
rigting längs den binnenwaarts gekeerden voet van den Haroemon
, gaat vervolgens tusschen dezen berg cn den Kaiedon in
eene smalle kloof door conglomeraat- en brekziemassa's en wendt
zieh eindelijk, in de tji Pantjar uitloopende, oostwaarts naar Baloeboer
Limbangan.
Hadden de honderd duizenden van trachietblokken, welke
dikwerf eene aanmerkelijke dikte bezitten, en in de rijstvelden
van Leles zonder eenige regelmaat overal verstrooid worden aangetroffen,
ons reeds aan geweidige vulkanische omkeeringen
herinnerd, — de beweegbare massa's uit donkergrijs zand bestaande,
welke ten zuidoosten van het dorp voortdurend meer
de overhand nemen en waarin de wielen van het rijtuig diepe
voren insnijden, voeren ons nog nader onder het bercik van
den Donderbercjl') Een half uur later en wij hebben den weg
over den bergrug afgelegd, welke als een lava-puinstroom van
den Agoeng (Djoengkoer Panen) afdaalt en zieh ver in den dalgrond
uitstrekkende, het land Leles van Trogon Scheidt; wij
rigten onzen weg, voortdurend benedenwaarts dalende, meer
naar het zuiden heen en — daar wordt onze blik als gekluisterd aan
den Goentoer, die zieh nu eensklaps in al zijne woeste dorheid
aan ons oog vertoont en wiens uitgetande kratermond dreigend
door de opstijgende dampen benedenwaarts ziet.
Reeds hier, aan de noordoostzijde van den Agoeng, ontwaart
men een lava-stroom, welke, aan den voet des bergs breed(>r
wordende, in eene tamelijk regte rigting tot aan Leles loopt:
allerwege steken hoekige puinbrokken, die nog niet vervveerd
zijn en slechts hier en daar eenige blijken van plantengroei oj)-
leveren, boven de oppervlakte van dezen lava-stroom uit, ten
gevolge waarvan men tot het besluit mag komen, dat dezelven
nog niet zeer oud zijn. — Had de Agoeng en zijne oost-noordoostelijke
helling Djoengkoer Panen vroeger een krater, of was
die van den Goentoer in vroegeren tijd van zoo grooten omvang;
") Goenoeng; berg, goentoer; donder.