
916
waiirscliijiilijk slechls ecn eiikcle viillvaaii op Java aangelrülTen,
welke op deze laatstc wijzc is ontstaan en aan de zijdelingsche
liolling- ccner bergketen is uitgebroken, namelijk, de goenoeng
Goentoer; hij is als het wäre een eruptie-kegel zonder vulkaari
(d. i. zonder een primitiven ringmuur), en waarschijnlijk de
jongste vuurberg op het gansche eiland.
4o Kraters zonder kegel, met andere woorden: vlakke Vulkanen,
zonder opgehoogden rand aan de opening, waaruit,
boewel menigwerf rnet groote kracht en in groote hoeveelheid,
dampen, maar ook niets anders dan dampen en gassen opstijgen.
Deze zijn nu eens aan hellingen van bergen, eiders
in geheel vlakke streken van bergketenen doorgebroken; deze
hebbon het daarop rüstend rotsachtig bedeksel vaneen doen
springen, de hoekige brokstukken in het rond geslingerd en
niets anders uitgebraakt dan dampen en gassen, zonder vaste
ligchamen uit te werpen en zonder een berg le vormen. Tot
dergelijke ki-aters (explosie-kraters), waaronder zeer werkzamen
worden gevonden en die, zoo lang dezelven bekend zijn,
voortdurend eene zeer groote hoeveelheid water- en zwaveligzure
dampen deden uitstroomen, steenen deden vergaan, en zwavel
en aluin vormden, behooren, b. v. de krater tusschen den Salak
en den Perwakti, de Wajang, de kawah Manoek, de kawah
Kiamis en eenige anderen in het Dieng- en in het Ajang-gebergte
gelegen. Men mag dezelven beschouwen als zijspleten
van nabij gelegene Vulkanen, waarvan zij, nadat het groote
(midden-) kanaal is verstopt geraakt, de eenige uitweg voor de
opstijgende dampen zijn geworden. Echter liggen sommigen op
een afstand van 2 a 3 geographische mijlen van den naasten
krater verwijderd, zoo als b. v. de kawah Tjiwidei, welke als
een werkelijke explosie-krater door zandsteenbanken, tot de
tertiaire formatie behoorende, is doorgebroken. (Zie hoofdstuk
1 , bladz. 64, enz.)
Zoo ziet men, dat de natuur ook bij het vormen van vulkanen
niet slechts gesmoltene massa's opheft, niet slechts losse Stoffen
op hoopt, maar met veelvuldige afwisseling te werk gaat.
TWAALFDK SCHETS.
V U L K A A N 42: R I N G G I T.
Br, 7°47'. — L. 115°45i/2'. — H. ? 3,000'.
— —^ (( Der Philosoph, er weiss es nicht iu fassen ,
« Da liegt der Fels, man muss ihn liegen lassen,» — —
{Götiiii.)
Soemh&r waroe, den ¿fS'^"" October.
Vroeg in den morgen van den 13'''=" October zat een oud
bekende, een onvergelijkbaar voorbeeld van onverstoorbare gemoedsrust
weder op den bok en het rijtuig stond aangespannen
voor^den pasanggrahan; zeker is het, al had ik nog een uur
lang op mij laten wachten, dat noch koetsier, noch paarden,
die rüstig de koppen lieten hangen, het geringste teeken
van ongeduld zouden gegeven hebben. Met mij was zulks echter
niet het geval, want na met haast mijne koffij te hebben gebruikt,
sprong ik in het rijtuig.
In snellen rid reden wij van den pasanggrahan naar het lager
liggende terrein benedenwaarts, over de brug van den Sampejan,
envervolgens in eene oost-noordoostelijke rigting door devlakte;
ten 7V2 ure bereikten wij het eerste en ten 81/2 ure het tweede
poststation, alwaar de bruinkleurige, humusrijke kleibodeni van
Bondowoso in een fijnen, stoffigen zandgrond begint over te
gaan, waaruit hier en eiders eene menigte steenbrokken en rolsteenen
uitsteken; ten ure kwamen wij op de Aloen-plaats
van Pradjakan aan. Alhier Staat aan de noordwestelijke zijde
der Aloen-plaats, op den regter- (hier den zuidoostelijken)
oever der kali Sampejan, een nette, goed ingerigte pasanggrahan;
van dit gebouw voert, van de achtergalcrij, een breede
Irap 50 voet diep naar beneden tot aan de bedding • der kali,