
il «
Mli
694
voorlgebragt, vverd (kort na 9 ure) insgelijks te Poerworidjo
(in Bagelen, op een afstand van 37 mijlen van den Keloet gelegen)
gehoord; ook te dezer plaatse werd een lichtend versclnjnsel
waargenomen en zachte aardbevingen bespeurd; uit
Bandjermasin, op Borneo, 85 geographische mijlen van onzen
berg verwijderd, werd door den aldaar regerenden Gouverneur
berigt, dat des avonds, tusschen dij, en lO'/s ure, op verscheidene
plaatsen der residentie, en wel te gelijker tijd, een groot
aantal (ongeveer een veertigtal) kanonschoten van het zwaarste
kaliber werden gehoörd, welke in eene zuidwestelijke rigting
uit zee schenen te komen; al de op verkenning uitgezondene
kruisbooten kwamen echter onverrigter zake weder binnen; te
Makasar, op het eiland Celebes, dat 117 geographische mijlen
van den Keloet verwijdert ligt, vernam men omtrent ten lO'/a
ure dergelijke schoten; men vermoedde, dat zeeroovers in de
nabijheid der Spermudes eilanden waren; de praoe's, welke uit
dien hoofde werden uitgezonden, vonden echter niets dergelijks,
en keerden met de tijding terug, dat dergelijke schoten insgelijks
op andere eilanden waren gehoord geworden, als, op Kapoposan,
50 engelsche mijlen van Makasar verwijderd, zonder
dat men ook daar de oorzaak kende; naderhand ontving men
berigt, dat hetzelfde te Bonthain en te Pare-pare het geval
was geweest, hoewel beide plaatsen, het eene ten noorden en
het andere ten zuiden, ver van elkander verwijderd liggen. In
het westelijke gedeelte van Java daarentegen, b. v. teBatavia,
hoewel deze plaats niet op grooteren afstand ligt dan Bandjermasin,
en veelnaderbij is—een derde van dien afstand, — dan Makasar,
hoordemen niets van dergelijke schoten, ten bewijze dat
het onderaardsche geluid zieh slechts in bepaalde rigtingen (naar
het oost-noordoosten, noordoosten) zoo ver had voortgeplant.
In de nabijheid waargenomen, bood de uitbarsting de volgende
verschijnselen aan. De eigenlijke, hevige uitbarsting duurde
slechts van 7 tot 9 ure.
Eerst des avonds ten 7 ure vernam men een onderaardsch gedonder
en te gelijker tijd vverd men eene ontzagchelijke vuurmassa,
welke uit den krater van den Keloet opsteeg, gevvaar, bestaande
695
uit gloeijende stoñen, als: asch, zand en steenen; de wouden
van het gebergte, waarop dezelven nedervielen, werden hierdoor
verbrand eu verwoest. De naastbij gelegene plaats, vanwaar
men deze vuurmassa waarnam en alwaar dezelve duidelijk zigtbaar
was, heet Ngantang; zij ligt, op een paar mijlen afstands,
ten noordoosten van den vulkaan op een plateau, hetwelk
slechts door de kali Konto van den noordelijken voet van den
Keloet gescheiden is.
(De uitgeworpene steenen, welke ik van daar hebbekomen,
bestonden uit rapilh, welke slechts de grootte hadden eener
erwt, en hoogstens die van een ei; niet slechts kon men veldspaath,
hornblende, maar zelfs magneetijzer m dezelven onderkennen,
niettegenstaande zij even ligt en even poreus als
puimsteen waren.)
Ook van Modjokérta ( in het noord ten oosten, 63/4 mijlen)
en van Kediri (in het westnoordwesten, 4'/4 mijlen van den
vulkaan verwijderd) gezien, scheen de berg, tusschen 7 en 9
ure, slechts ééne vuurmassa, dewijl de gloeijende uitwerpselen,
die denzelven bedekten, ook de wouden in brand hadden gestoken;
vreesselijke « bliksemstralen )) zag men hoog in de lucht uit den
krater opschieten. Aardbevingen werden echter niet bespeurd.
De kloven, waardoor de beken afstroomen, werden door de
uitgeworpene massa's opgevuld en verstopt ; nu volgden (door het
opgestuwde en zieh vervolgensop eens een uitweg bauende water)
aan al de zijden des bergs, welke vrij in het vlakland afdalen
(van het zuiden, westen, tot in het noorden), ontzagchelijke
overstroomingen en verwoestingen. — Tusschen den noordelijken
voet van den Keloet en de Loesonggo-keten blijft eene kloof
geopend, waardoor de kali Konto het plateau van Ngantang
verlaat; daar vooral deze kloof door de uitgeworpene massa's
van asch, zand en steenen verstopt moest geraken, zoo zvvol,
ten gevolge hiervan, de kali Konto 15 à 20, ja, op eenige
plaatsen zelfs (te oordeelen, gelijk men verhaalt, naar de overgeblevene
teekenen aan boomstammen) 40 à 60 voet boven
hären gewonen stand; niet slechts werden door het opgestuwde
water vóór of boven den dam, maar ook, nadat deze
i ea