
V ii?"?'
i ^ î ï V
il.
:<t s
1
Kl i . i « l l i i
Ȕ ,
982
verdordc Malali- en Tjanipaka-blocineii, i) waren .op helzelve
gcslrooicl, en mogten als zoo vele blijken beschouwd .worden
van de zucht tot gezelligheid, welke den vorigen reiziger bezielde.
De tafel, die ik in dit fraaije hôtel vond, was met een
keur van zeer massieve spijzen bezet.
En welken spotprijs betaalde ik voor dat alles, want de
rekening voor mij en mijne drie bedienden beliep : •
Een en een halven dag logies voor Zijn Edele . . . . f 7,50.
dito dito logies voor drie Volke r en. . . » : 2,2S.
Waar toch zouden drie Volkeren voor znlk een geringen prijs,
gediirende een gelijken tijd, zijn gevoed geworden?
Tegen den avond maakte ik mij gereed het gewone bezoek
bij de plaatselijke overheid af te leggen. De Assistent-Resident,
die kort te voren eene ridderorde van het spaansche hof had
ontvangen, ontving mij met eene edelé deftigheid. Inzijnkabaai
wandelde hij in de voorgalerij zijner woning op en neder; zoodra
hij mij echter zag aankomen,, trad hij een der vertrekken
binnen, doch kwam, weinige oogenblikken daarna, deftig in het
zwart gedost, weder te voorschijn en nam, nadat ik hem tot
op drie pas genaderd was, eene uiterst statige houding aan.
Hl daarentegen, ik iwas gekleed in mijn' reisjas en deze
zag er, door:-de vulkanische asch, welke er op gewaaid
was, eenigzins bestoven uit; ten gevolge der aanhoudende aanraking,
waarin mijne schoenen met rapilli waren geweest,
hadden zij eenige blaasruimten bekomen ; mijn gezigt was door
de zon geheel verbrand; mijn hoed was verloren geraakt in
den ki'ater, dien ik het laatst had bezocht ; mijne reismnts had
insgelijks veel geleden ; maar des te helderder blonk het gewaad
van den heer Assistent-Resident en ik moest ronduit verklaren,
dat ik hier, in dezen uitersten uithoek van Java, zoo veel statige
deftigheid niet verwacht had. Ik vroeg hem waarom men den
weg van Poegêr naar Banjoewangi niet liever in eene regte lijn
had aangelegd, over den zuidelijken voet van den Rawon heen,
' ) Jasmiuura Sambac on Michelia Champaka.
f'
983
waardoor die veel bekort zou zijn geworden, in plaats v.'m
denzelven, gelijk thans het. geval is, een omweg te laten
maken van Poeger over Bondowoso en Soember waroe, waardoor
men eene gansche dagreis verloor? Hij antwoordde mij hierop,
dat dit, naar zijn gevoelen, niet raadzaam was, ja, dat hij zulks
als zeer ondoelmatig beschonwde, dewijl hij het er voor hield,
datalsdan alle ^zijne ketenjongens i) zouden wegloopen, enz.
De buitengewone helderhcid der lucht schonk mij hcden
morgen (den een fraai uitzigt over ^ alle bergen in de
nabijheid van Banjoewangi gelegen, wier omtrekken zich scherp
en duidelijk op den achtergrond afteekenden; noordwestwaarts
van mij verhieven twee geisoleerd• liggende kegelbergen, de
Idjen en de Rante, hunne kruinen; slechts door middel van
een tusschenzadel, die zieh tot op ^/s gedeelte hunner hoogte
verhief, waren zij met elkander vereenigd. Verre op den achtergrond
verhief zieh aan de linkerzijde de Rawon; bijna op
gelijken afstand van den Rawon en den Rante rees, tussehen
beiclen nog een andere kegelberg opwaarts, wiens'kruin zieh
bijna even hoog verhief als die der beide vorigen; de Javanen
noemen denzelven: goenoeng Pentil. , •
Op een geringen afstand beneden de oostelijkste kruin
Merapi van den Idjen ontwaart men, aan deze zijde des bergs,
eene steil nederdalende kloof; aan het bovengedeelte heeft zij
eene gelijke breedte als de kruin zelve, terwijl zij naar beneden
smaller toeloopt. Op het eerste gezigt rijst het denkbeeld,
dat zij is ontstaan ten gevolge van eene zijdelingsche
uitbarsting; het is echter waarschijnlijk, dat slechts instortingen
en afschilferingen van ' enkele lagen van den bergwand, veroorzaakt
door hevige uitbarstingen, aan dezelve hare tegenwoordige
gedaante hebben gegeven. Heeft men de kruin van
verschillende zijden waargenomen, dan wordt het duidelijk,
dat dezelve thans niet meer door een krater is doorboord,
maar slechts uit een smallen gebogen kam bestaat.
In de wouden, welke den voet van den Idjen en van den
Javasche strafgevangonen.