
. - =
:
, 3t'' •
I
3
•ir
i;^: I
t«. P
H : f
I
J i :
l u M i v c d l i e i d watcr hraillcu (lau iii de iiiidcrr nKiaiidcn des
jaars on voel meer watcr iiiUüozcn, dan .gedurendo den droogcii
moessüii. ')
Uil. de vroeger medegedeeldo feiten blijkt len dnidelijkstc,
dal; ook liet meer, helwelk in den krater van den Idjen is
gelegen, oorspronkclijk is ontstaan iiit atmosphcrisch watcr, —
nit regen en nederploffing van wölken, — hetwelk van den
iiog 2,000 voet hooger rijzcndcn en niet wonden bedekten
top van den Mcrapi door de zandlagen lieensijpelt en op de
laagst gelegene plaats, dat is, op den kralerbodem, Ic zainenloopt.
üil hetgeen wij opnierkeji bij andere ineren, welke op
ecne gelijke wijze ontstaan, zoo als bij de telaga Bodas, gelijk
niede uit de getuigenis van Leschenanlt, ten opzigtc van den tocstand
des Idjen alvorens de nitbarsting plaats greep, leeren wij:
dat liet, behalve waterdampen, voornamelijk zwavelige dampen
waren, die nn ecns met meer, dan niet minder geweld uit
den bodcin en uit den onitrek des kraterketels van den Idjen
opstcgen. liet meer, dat in deze kraterkolk is gevormd, heeft
waarscbijnlijk eene diepte van meer dan lionderd, misschien
van 500 voet en door deze hoeveelheid water mocten de dampen
heendringen. De wanden, benevens de bodem des ketels,
bestaan grootendeels uit lagen van vulkanische asch, en dczo
is hoofdzakelijk zamcngesteld uit aluinaarde, welke zieh zeer
ligtelijk met watcr vcrccnigt. Zoodra nu die zwavelige dampen
met hct water in aanraking komen, gaan zij over in zwavelzuur;
dit zwavelzunr verspreidt zieh door het troebele water
en verbindt zieh rnct d(! aluinaarde, welke in hct watcr voor-
•) Duidclijkor dan Ohlers heb ik dit waargonomon bij do moron in het Dienggcbcrgto,
in hotwclk ik mij in vorschillondo janrgotijdon on tot drio horhaaldo malen,
goduvondo oon goruimon tijd, ophiold. Do kali Toolis, wolko in hot moor Baìo'kamhang
nitloopt, verkrijgt haar water sloohts van eon zeer sviai godoolto van den 1,500
voet hoogon wand van don Praoo; zij ontvangt, namelijk, haron toevlood sloehts uit
twce Icngtc-ldovon, waarvan de oeno zoer kort is (zie de kaart Dieng, Fiyuur 1.
Afd. 2. blz. 200); gedurendo de maiuid Aiignsliis ataat deze book bijna droog, torwijl
/,ij geduroude do maanduu Dceenibor, Jaimarij on Pobruarij z\ilk con rijkon voorrand
van water bezit, dat zelfs oon groot godoolto van hot plateau door haar overstroomd
en golieol on al outoogaukclijk goniaakt wordt. Hot ¡ilntoau en bot nioer zijn gelogen
ler hoojjte van ß,."00 voet.
1039
handcn is, terwijl de misschicn tc gelijk uitgesti'oomdc watci'-
clamp zieh condensecrt en ovcrgaat in druipcnd-vloeibaar
watcr. Op die wijze ontstaat uit hct water, hetwelk oorspronkclijk
zuivcr en onvennengd was, ecn meer, welks oppcrvlakte
bijna gcen spoor van beweging vertoont en waarvoor gecn
naam gcpaster is dan: aluinmeer, dewijl het hoofdbestanddeel
van het watcr is: Bisulphas aluminac.
De mogelijkheid van het ontstaan cener dergclijke zelfstandigheid,
tengevolge der blootc wcrking van dampvormig, zwavclig
zuur op trachiet-rotsen, zonder dat er M'ater, maar allcen
de vochtigc dampkringslucht aanwczig zij, dit leert ons ondcr
anderen de krater van den Wajang, welke eene grootc hoeveelheid
vedcraluin afzct, in naaldvormigc kristallen, welke al hct
voorkomcn van asbcst bezitten. Hoc spoedig zuivcr watcr eene
zurc hocdanigheid aannccmt, nadat zwavelige dampen door hctzelvc
heengcdrongcn zijn, hiervan levcrt de bcek, welke midden
door den krater van den Papandaijan stroomt, ons ecn duidelijk
bcwijs; deze bcek, namelijk, heeft beider cn drinkbaar watcr,
alvorens zij den door dampen doorvvoelden bodem heeft bcrcikt,
terwijl zij daarentegcn Äenige liondcrd schrcden vei'dcr bencdcnwaarts,
tcr plaatse, namelijk, waar zij weder uit den krater
vloeit, zuur, schcrp van smaak en ondrinkbaar is. De telaga
Bodas kan ons len bcwijzc strckkcn, dat de spiegcis van
dergclijke meren volkomcn stil cn glad kunncn blijven, of
althans slcchts hier cn daar in beweging worden gebragt, ten
gcvolge van geringe hocvcclhedcn zwavelwaterstofgas, dat in
dczelven opstijgt, waardoor zieh aan de oppcrvlakte ccnige borreling
vertoont; ovcrigcns blijven zij in onbcwegclijkc rust cn zijn,
wat de watcrmassa in het algcmccn bctrcft, koud, hocwcl op vcle
plaatsen des bodcms dampen opstijgcn, wier zuur waarschijnlijk
spoedig in hct watcr wordt opgelost, terwijl de waterdampen
binnen weinige oogcnblikkeu, nadat zij in hct meer opstcgcn,
weder bckoeldcn.
Ilct schijnt, dat het meer, in den krater van den Idjen
gelegen, thans koud is, hocwel hct in 1805, vöor de uitbarsling
plitals grcrp, kokend luHil was; hieruil zou nien lot Iict