
i I.iIi
1 'i
's J
I
ii 1•
i i
I M
tj -
fi
62S
iiiüge lict gedureiidc den regenlijd al lets koelcr zijn , zoo vcrüorzaakt
de drooge zandbodem, welke door de zoimestralen
stark wordt verliit, gedurende de drooge maanden des jaars
eenen eenigzins hoogeren wann tegraad dan in de aan liet Strand
gelegene streken; de stabile lemperatuur, 2 a 3 voet beneden
de oppervlakte des bodems, is, gedurende deze lieete maanden,
2 ä 2i/2 graad hooger dan de gemiddelde jaarlijksche warmtegraad.
— Bij helder weder waait te Kediri, bijna zonder eenig
tusschenpoozen, een zuidewind; dezelve is het sterkst gedurende
het drooge jaargetijde, en is de eenige plaag, welke de bewoners
te verduren hebben; zij worden door geene muskieten gekweld,
gelijk de strandbewoners en zij verdragen derhalve met genoegen
den regentijd, of verlangen gedurende het drooge jaargetijde
naar eenige regenachtige dagen, al wäre het slechls om
van den wind ontslagen te worden, dewijl die alsdan gaat
liggen. Te Madioen waait de wind uit dezelfde Streek; te Solo,
te Soerabaja, in het nabij gelegen Elitär en in andere plaatsen
is dezelve onbekend, ja, reeds te Ngawi laat hij zieh
minder bemerken. Welke andere oorzaak kan hiervoor zijn dan
het sterk verbitten van de laag gelegene, wijd uitgestrekte vlakte,
door den invloed der zonnestralen, — het verdünnen der
luehtlaag, welke op deze vlakte rust en het doen ontstaan van
een verscheu luchtstroom van die zijde, waar dedampkring het
koelst is, dat is, van het zuidwaarts gelegen Strand, van de zijde
van den grooten oceaan, welke koeler is dan de ondiepe, van
alle zijden door land omringde Javasehe zee. De hooge kegelbergen:
Merapi, Lawoe, Wilis, Keloet, welke op eene rij, van
het Westen naar het oosten liggen, stellen een beletsel in zijnen
weg; hij stuit tegen de ronde oppervlakte dezer kegels, verdeelt
zieh op die wijze en blaast derhalve met te meerdere
kracht door de opene ruimten, welke in de rigting van het
zuiden naar het noorden tusschen dezelven liggen en die,
gelijk Madioen en Kediri, aan de noordzijde door geene hoogero
geborgten begrensd zijn. (Waarschijnlijk herhaalt zieh dit verschijnsel
van een aanhoudenden sterken zuidewind nog meermalen
in Oostelijk-Java, wanneer zieh laag gelegene, vlakke
()2i)
ruimten in de rigting van het zuiden naar liet noorden tusschen
hooge bergmassa's, welke dezelve ter regier- en ter linkerhand
begrenzen, uitstrekken.)
Den bezocht ik de tempelgrot Selo mangleng, welke,
slechts 3 palen westwaarts van de hoofdplaats verwijderd, aan
den voet van den Wilis hgt. Kediri, de stad, ligt niet in.het
midden der vlakte, maar veel meer naar de zijde van den Wihs
heen, terwijl de voet van de oostwaarts gelegene bergen, van
den Keloet onder anderen, wel viermaal verder, ja, op nog
grooteren afstand van deze hoofdplaats verwijderd hgt. Slechts
des morgens voor zonsopgang is de zoom dezer bergen zeer
duidelijk zigtbaar en teekent hij zieh in het blaauwende verschiet
längs den horizon. Men zie het profiel dezer bergen in Keloet
Figuur d (weldi-a hopen wij dezelven te beklimmen), ten einde
zieh voorloopig met hunnen uiterlijken vorm bekend te maken,
gelijk men dezelven hier afgeteekend vindt, wordt men die
bergen van den grooten weg, op een afstand van ongeveer
200 voet zuidwaarts van het residentshuis te Kediri gewaar.
In den Keloet herkent men terstond denvulkaan, wiens krater
tusschen de noordelijke en zuidelijke spits (n». 6 en 7 op de
profielteekening) moet hggen, aan gene zijde of oostwaarts van
den dwarsloopenden rand, welke beide spitsen verbindt. Ter
linkerzijde ontwaart men, over eene lagere, meer in de nabijheid
gelegene keten uitstekende, den veeltoppigen , welks
geringe dampzuil men aan den linkerhoek duidelijk gewaar
wordt. Daarenboven verdient de regelregt loopende zuidelijke
voet van den Keloet (welke het regtergedeelte van het profiel
uitmaakt) de opmerkzaamheid te trekken; hij vormt eene lange,
volkomen regt loopende lijn, welke zoo gelijkmatig afdaalt, zonder
eenige heuvelen of verhevenheden, dat deszelfs glooijing slechts
tusschen ver van elkander verwijderde afstanden in het oog
valt. Deze lijn vormt den zoom der wijd uitgestrekte vlakte van
Blitar, welke zuidwaarts tot aan het strandgebergte afdaalt (aan
welks voet de Brantes, in de rigting van het oosten naar het
Westen voorbij stroomt). Niettegenstaande de gelijkmatige daling
van dezen bergvoet (de vlakte van Biliar), zoo günstig gelegen
R v ,
i? ' I i i
i I:
; \:'
i , i I
, ' i