
I i
1328
uitvvatcrt, cene lallooze menigte plaalscn gevonden, alwaar
zout water uit dea bodem sijpelt en uit -velen dezer waterplassen
kichlbellen opstijgen; het meerendeel dezer plaatsen
ligt in het midden tusschen de beide beken, boven het punt
waar de Iji Panoewakan in de tji Broeboes "valt. Alhier, namehjk,
in het midden van den dalbodem, is de rolsteenbedding ontbloot
geworden van de aardlaag, welke vroeger op dezelve rustte,
met uitzondering van een aantal afzonderlijk staande, pilaarvornaige
stukken, die zieh als eilanden op den rolsteenbodem
verheflen en de dikte aantoonen, welke de aardlaag in voormaligen
tijd bereikte^ deze bedroeg ongeveer 3 Toet. Hier
vooral is het, dal de buffels hunne verzamelplaats houden, het
zoute water komen drinken en, gelijk mij door de Javanen
werd verzekerd, zelfs de aar de eten, welke zij alhier tot
niodder getreden hebben en die met het water is vermengd
geraakt. Nadat de aarde alhier doorkneed en modderachtig was
geworden, zijn bandjérs benedenwaarts gestroomd, waardoor
de onlblooting -der rolsteenlaag later is te weeg gebragt.
Op den Spiegel van twee bekkens, met zout water gevuld,
welke ter regterzijde van de tji Panoewakan, boven het punt
harer uitwatering, zijn gelegen, drijft aardolie, die te gelijk
met het water tusschen steenen door uit den bodem opwelt,
en dezelven met een kleverig beslag, ais het wäre met teer
bedekt.
Ongeveer 1,000 voet beneden den hoek, alwaar het dal
eene bogt maakt, weit in de nabijheid van den linkeroever,
tusschen kleine vulkanische rolsteenen heen, de hoofdbron «tji
Panas» uit den bodem op. Eene menigte gas-bellen, namelijk,
koolzuur, stijgt op in het bekken, welks spiegel met een groenkleurig
vliesje is bedekt: L. n« 897; dit vliesje bestaat uit Conferven.
Het water verspreidt geen reuk, is eenigzins zoutachtig
van smaak en heeft eene temperatuur van 32,0" R.; deze
waarneming geschiedde ten 9 ure (op den 12'''"' Junij, 1848).
Drukt nien den thermometer tot op zekere diepte in den modder,
dan stijgt de kwik tot op 33,0" R.
Indien men den loop der nevenbeek Panoewakan stroomopliih
13Ü9
waarts volgt, dat is, J/4 paal voortgaat in de rigting van het
west-noordwesten, dan bereikt men eene plaats alwaar de
linkeroever eene hoogte heeft van 20 voet; hij wordt gevormd
uit lagen van een (vulkanisch) conglomeraat, welke onder een
hoek van slechts zeer weinige graden naar het oosten hellen,
ten deele verweerd zijn en eene blaauwachtige kleur hebben:
L. no 899. Hier is het, dat de koude staalbron Djembloengan
wordt gevonden. Een kristalhelder water, dat eene zeer groote
hoeveelheid ijzer bevat en een smaak heeft als inkt, sijpelt
alhier uit kleine openingen en spleten van den wand; de grootste
hoeveelheid stroomt uit een hol, hetwelk dwars, d. i., in eene
horizontale rigting in den wand loopt, en waarin men een
geruisch verneemt als van luchtbellen, welke opstijgen uit het
water, waarmede eene grootere holte is vervuld. Overal waar
hetzelve längs den wand nedcrdruppelt, wordt goudgeel ijzeroxyde
hydraat afgezet, hetwelk, uit zijn aanvankelijk papachtigen
toestand, weldra in eene vaste, poreuse korst overgaat: L. n" 898.
De zacht glooijende berghellingen, welke dat gedeelte van
het tji Broeboes-dal omringen, waarin de straks beschrevene
bronnen worden aangetroffen, kenraerken zieh op vele plaatsen
door een helderkleurigen, witachtigen bodem. Reeds daar,
waar de weg dal afwaarts loopt, vindt men, in plaats van den
bruinen, eene groote hoeveelheid vruchtbare aarde bevattenden
bodem, gelijk aanvankelijk het geval was, eene helderbruine, of
witachtig grijze aarde. In de hooger gelegene gedeelten van
het dal, vooral aan den regteroever der tji Broeboes, boven het
punt waar de tji Panoewakan hare uitwatering heeft, worden
vele plaatsen aangetroffen, waar de bodem uit eene krijtwitte,
aluinhoudende thonaarde bestaat: L. n» 896; op eene plaats,
aan den voet des bergs, welke regts van het dal is gelegen,
heeft de aarde eene gele kleur, is zij met zwavel vermengd.
32. Krawang. Wat^me bron in den dalbodem nabij
het dorp Tjiratjas. Gouvernements-landen, distrikt Wanajasa.
Aan de noordwestelijke en noordelijke zijde van den Boerangrang
heeft de berghelling, tot op eene hoogte van 2,000 voet
boven het niveau der zee, ja, nog hooger, eene vlak-wrong.
iii.
, ' r
f l