
T ft' V
I'K't'- ra.
r
' Í.'
mi '
Í.1
• 1
, i
... t
1064
vooi'iiialigc bewoners clezer streken? Hoe hoog rijzen die
iiokkcn opwaarls? cnz. enz. Deze en meer dergelijke vragen
zou ik niij zoo gaarne reeds hebben kunnen beantwoorden.
Ik vatte derhalye het plan op den bergtop te beklimmen, en
begaf niij tot dat einde den 27='®° October Tan Bondowoso
naar Djember; veronderstellende dat ik eindelijk, wij hadden
nu den 30'"'" October, voldoende krachten had verzameld, besloot
ik van hier niijnen togt naar den bergtop aan te vangen. Reeds
vöör mijn vertrek naar Banjoewangi had ik de plaatselijke
overheid der afdeehng van mijn voornemen kennis gegeven, en
haar verzocht om mij de vereischte hulp daarloe te verleenen,
door mij inlanders ten geleide te verschaiTen. Niet siechts zag
ik mijn verzoek ingewilligd, maar meer nog verkreeg ik dan
hetgeen waurtoe ik aanzoek had gedaan; de heer Charles
Bosch, namelijk, wenschte zelf deel te nemen aan onzen togt.
Ten gCYolge eener ongcsteldheid, na mijne terugkomst van
Banjoewangi, zag ik mij echter genoodzaakt do reis op te
geven en nog eenige dagen rust te nemen. Intusschen waren
reeds de noodige aanstalten gemaakt, inlanders vooruitgezonden,
ten einde een pad te banen, hetgeen mijn reisgenoot van den
Rawon, die buitendien te ongeduldig was om langer te wachten,
noopte vöör mij te vertrekken. Begeleid door den Kongo
van Bondowoso was hij in den vroegen morgen van den
October van Djember afgereisd en had het distriktshoofd, den
Demang van laatstgemelde plaats, nit het geborgte teruggezonden,
hem tevens te kennen gevende, dat hij zelf längs de
overzijde des bergs zou afklimmen. Zes dagen waren reeds
verloopen en nog hadden wij geen berigt van hem ontvangen^
hierbij kwam nog, dat, naar het verhaal van den Demang,
reeds op den 25'"'=", toen hij (de Demang) ten 11 ure aan den
voet van den Argopoero afscheid nam van den heer Bosch,
deze geene levensmiddelen meer bezat.
Niet langer wilde ik derhalve verwijlen; in den vroegen
morgen van den 30'"'° ving ik de reis aan, deels om mijn
reeds vroeger beraamd plan ten iiitvoer te brengen, en
deels met het doel om den heer Bosch met levensmiddelen
1065
te gemoet te snellen. De broeder van den Hongo, die den
vorigen avond uit Bondowoso bij mij was aangekomen, vei'gezelde
mij op mijnen togt.
Wij zetteden ons in het rijtuig en kwamen binnen drie
kwartier uurs, namelijk, ten 8 ure aan het eerste poststation
Djoeboeng; vijf minuten later reden wij door de desa Rambi,
welke zuidwest- of eigenlijk west-zuidwestwaarts van Djémbér
ligt, en tot aan welke plaats de vlakte allengskens daalt. Hier
wachtten wij de aankomst af der achtergeblevene koeli's, stegen
ten 9 ure te paard, ten einde het linker- of zuidwestelijke
uiteinde van het gebergte te bereiken; onze weg voerde ons
in eene noord-noordwestelijke rigting door de met woud bedekte
vlakte, waarin wij hier en daar kleine gebuchten aantroííen,
welke eerst sedert korten tijd de plaats innamen van
het gevelde woudgeboomte en nog van rondsom door hetzelve
werden omringd.
Ajang Figuur 2 stelt het profiel van den berg voor, gelijk
hij wordt gezien van het zoo even genoemde poststation
Djoeboeng.
Wij kwamen over twee kleine beken, welke zieh een bed
hadden gegraven tusschen vulkanische rolsteenen en in bogtigen
loop zuidwaarts door de woudvlakte afstroomden. Ten 10 ure
bereikten wij desa Kémoening kidoel en ten half elf het laatste
dorp (desa) Kémoening lor, en nu ontwaarden wij op onzen
vorderen weg nergens eenig spoor meer van bebouwing. Wij
vervolgden onzen togt voortdurend in eene noordelijke of noordnoordwestelijke
rigting, waadden twee herhaalde malen door
eene en dezelfde beek, namelijk, op verschillende plaatsen van
harén bogtigen loop, — dit was de derde, welke wij op onzen
weg ontmoetten, •— en bereikten ten 11 ure den voet des
bergs, alwaar de bodem zieh reeds steiler begint te verheffen.
Aanvankelijk zetteden wij onzen togt te paard voort over dit
gedeelte des bergs, dat met eene bamboeswildernis, verder
op met hooggroeijend woudgeboomte was bedekt, en werden,
omstreeks ten half één ure, door een vreesselijk onweder
overvallen ^ de regens, welke in stroomen nederplasten, had-
! (•
\ti
giij:
Ii I