
1316
Vau 19,4° 11. had (op d e n S e p t emb e r , 1847). Wanneerde
thermometer 1 ii 2 duim diep in het water werd gestoken, ter
plaatsc waar lietzelve eene temperatuur van 57,4° E.. had, dan
daalde hij tot op 50 a 40,0°, en in geval hij 1/4 voet diep er in
werd gestoken, dan daalde de kwik tot op 20,0° R., hetgeen ten
bewijze strekte, dat de bovenop drijvende, warme waterlaag
slechts zeer dun was. Tegenover de plaats, waar de heete bron
entspringt, is de regteroever steil; hij wordt aldaar gevormd
door een heldergrijs, in het groene overgaande, zeer fijnkorrelig,
bijna digt endogeen gesteente, hetwelk steeds groenkleuriger
wordt, naarmate het meer verweert, doch dat te dezer plaatse,
zoover het water bij zijn hoogsten stand reikt, aan zijne
oppervlakte eene glimmende, ijzerzwarte kleur heeft: L. no
759—743. Het is de voet van den eruptie-berg g. Soebang,
welke aan de binnenwaarts gekeerde zijde van den neptunischen
breukrand is opgestegen en welks kerngesteente men in
L. no 738 ontwaart. Op een geringen afstand beneden de bron,
stroomafwaarts, ligt een groote rotsblok, die de gedaanle van
een toren heeft, en geheel en al bestaat uit jaspis- en agaatachtig
kwartsgesteente. De regelmatig evenwijdig loopende strepen,
welke men in het gesteente ontwaart, strekken echter ten
bewijze, dat hetzelve als een gedeelte van den voormaligen,
laagsgewijs gevormden oever (tot de tertiaire formatie behoorende)
moet beschouwd worden. Hetzelve mag te regt bontkleurig
worden genoemd, dewijl witachtige, bruine, geelachtige
en roodkleurige strepen van verschillende schakeringen, zoo
lichte als donkere, onderling afwisselen, welke ,vroeger waarschijnlijk
even zoo vele thon- en mergellagen van verschillende
kleur waren; deze steensoort bestaat ten deele uit eene
fraaije agaat- (band-agaat), ten deele uit hoornsteen-massa, terwijl
andere deelen slechts half verkiezeld zijn: L. n« 748, a—g.
Hetzelve is blijkbaar een neptunisch-metamorphisch product,
terwijl de geringe afstand, waarop het van de heete bron is
gelegen, alle opmerking verdient. Het aangrenzende gedeelte van
den oeverwand bestaat echter uit eene brekzie van eene in het
oog loopende kopergroene kleur: L. n" 744—747, welke uit meer
1317
of minder verweerde puinbrokken van het Soebang-kerngesteentc
ontstaan is; — zij schijnt een wrijvings-conglomeraat te zijn.
2d Preanger. ^ Warme bron aan den regteroever der
tji Tjavgkar, gelegen in het distrikt Tjidamar, regentschap
Tjandjoer. Aan de regter - d. i. westelijke zijde van het tji
Laki-dal, in de nabijheid van het dorp Batoer, slroomt de kleine
nevenbeek Tjangkar over het vlak gewordene benedenste gedeelte
der berghelling; zij vereenigt zieh, verder dalafwaarts, met de
meer aanzienlijke beek (tji) Laki. Het warme water sijpelt uit
den regterwand aan de zoo even genoemde nevenbeek, welke
hoofdzakelijk uit mergelachtige lagen bestaat, stroomt längs
denzelven benedenwaarts en verbreidt zieh vervolgens in het bed
der beek, waarop vulkanische rolsteenen in het rond verstrooid
liggen. Het water verspreidt geen renk, heeft een flaauw zoutachtigen,
eenigzins bitteren smaak, bezit incrusterendeeigenschappen
en zet kalktuf af. Zijne temperatuur bedroeg, ten 71/2 ure (op
den 11^- September, 1847), 41,0° R., terwijl de dampkringslucht
een warmtegraad had van 20,0 en die van het beekwater,
op eenigen afstand boven de bron, 19,8° R. bedroeg. Op alle
voorwerpen, welke door het warme water worden besproeid,
zoo mede op de korsten, die het heeft afgezet, neemt men
een groenkleurig, slijmig bekleedsel van Conferven waar.
2,2. Preanger. Zwavelbron tji Sopan aan de westelijke
zijde van den Patoewa, in het distrikt Tjisondari, regentschap
Bandong. Zij ligt, naar verhaald wordt, ter hoogte van
4,000 voet en moet een helder water hebben van 30,0° R, dat
naar aluin smaakt en een Sterken zwavelreuk bezit. [Blondel.)
23. Preanger. ^ Warme bron op het plateau Penggalengan,
w» d, in het distrikt Bandjaran, regentschap Bandong.
Zij ligt aan den oever der tji Sangkoi, welke in de tji Taroem
uitwatert. De bron is omgeven door eene moerassige grasvlakte
en laat zieh, ten gevolge der opstijgende dampen en den renk
van zwavelwaterstof-gas reeds op een grooten afstand bespeuren;
zij ligt ongeveer in het midden tusschen den g. Wajang
en den pasanggrahan Penggalengan en is zeer rijk aan water,
dat een grooten hittegraad bezit.