
(;4(i
cn andere benoodigdhedeii waren vooruitgezondeu eii die zieh iiu
bij ons aaiisloten, ten einde gezamenlijk hat beklinimen van den
barg te beproeven. Onze karavaan bestond thans, belialve den
Wedono en mijzelven, uit 40 man; tot gids hadden wij eeu
bejaarden bewoner van Breni, die reads vroeger, ten einde
Rotan te zamelen, längs dit zandbed den berg tot op aene zeer aanmerkelijke
hoogte had beklommen en die ons de verzekering gaf,
dat wij, na onzanweg bergopwaarts gedurendeeeuige uren te hebben
voortgezet, vlietend water zouden aantreffen. De krater
of de bergtop echter was nog door niemand bestegen geworden.
Reeds meermalen had ik , bij hetbekhmmen van vuurspuwende
bergen, hat bitterste gebrek aan di-inkwater op hunnen top ondervonden.
Ten gevolge der onverklaarbare zorgaloosheid, welke den
Javaan eigen is, wordt dit alleronontbeerlijkste voeht veelal
door hen vergeten, tarwijl zij daarentegen eene groote menigte
andere voorwerpen, zelfs die, walke slachts totwaelde dianep,
met zieh voaren; of wel het water wordt door de koali's, die
hat in pijpen van bamboesriet medevoeren, onder weg opgedronkan.
Uit dien hoofde had ik het tot een stelragel aangenomen
mij nooit op de verzekering der Javanen «ada» te verlatan,
maar telkens, wanneer ik aan barg zou baklimmen,
een half dozijn pijpen met water gevuld, onder het toazigt eens
opzigtars vooruit te zanden, of onder eigen opzigt mede ta doen
voeren. De verzekering van dan bejaarden Javaan, dat wij boven
op den berg vlietend water zouden vinden, was echter te bepaald
om in twijfal getrokken te kunnen worden en werd door mij als
een zeer walkom nieuws baschouwd.
Niattegenstaande de zandbodein der lahar volkomen droog
was, vertoonda dezelve echter sporen dat hij periodiek door water
bedekt werd; ongeveer in het middan van den zandstroom vond
men ean blijkbaar door water glad gespoald bed, hetwelk
echter, wat deszalfs eigenlijke breedte betrof, volstrekt in geene
verhouding stond tot de warkalijke breedte dar lahar zelve
(wannear deze, namalijk, in haar geheel als het bed eens bergstrooms
wordt baschouwd) en dat zieh in deszelfs bogtigen
loop tusschen de Glaga heenslingerde. Wij riglten onzen weg
naar dan loop van dit bed, in de rigting van oost 15^ ten
noorden, in welke rigting wij in de verte de breede, getande
kruin van dan KMoat voor ons uit zagen. Hij blaauwde in zulk
een ver verwijderd verschiet aan ons op, dat wij niet durfden
hopen den top in eane dagrais te bereiken.
Gedurende het eerste uur van onzen togt liep de bodem
met eene zachta, onbemerkbare glooijing opwaarts; het terrein
bleef nog altijd vlak, doch het spaarzaam groeijende gras, dat
in het bed der lahar werd aangetroffen, verminderde voortdurand;
aindelijk vertoonde zieh op het dorre zand geen enkel spoor tan
plantengroei aan het oog, maar vonden wij den bodem bedekt
met steenbrokken, die, naarmate wij hooger klommen, gedurig in
aantal toenamen en de zonnestralen gloaijend heat terugkaatsten.
Hoe verder Avij voorttrokken, hoe smaller het bed der lahar
werd, terwijl tevens de wanden in galijke mate in steilte en in
hoogte toenamen, zoodat ter plaatse waar wij ons ten 10 ure
bevonden en alwaar de zandstroom eene breedte van 500 voet
had, de wanden eene hoogte beraikten van 4S voet en zoo loodregt
uit het bed des strooms oprezen, dat men dezelven zonder
ladders niet kon beklimman. (Zie eene denkbeeidige verticale
doorsnede der lahari) m Keloet Figuur 7.) In hat middenvan den
volkomen effen bodem had zieh een tweede, kleinere gevormd,
walke 5 voet dieper dan de eerste lag en door eene loodregte afsnijding,
in den vorm van een terras of van eenen trap van het eerste
groote stroombed ter wederzijde was gescheiden. Was het zand
der lahar aanvankelijk onvermengd en troffen wij er slechts enkele
kleine lapilli onder, hier daarentegen lagen hondarden van steenbrokken
van V4,1/2 tot 1 voet dikte op den bodem verspreid; hier
cn daar bemerkten wij tusschen deze kleine steenen insgelijks
grootere rotsblokken, ter dikta van 3 tot 5 voet, welke,
hoezeer onragelmatig van vorm, echter evan als de kleinere
brokken Over het algameen aan de hoeken meer of min afgerond
waren. Zoowel de grootere als da kleinere steenbrokken
lagen op den door het water glad gespoelden bodem op zooda-
») (Op (Iczc plaats).