
1 i
m
een derdc gedeelte gaat nog bijna in gelijke rigting voort, tcrwijl
lict benedenste dcrde gedeelte, naar den Tlakken kraterbodem
lieen, eenigzins binnenwaarts is gerigt; nemeii -wij nu
aan, dat de niet meer loodregt nederwaarts loopende voet
van den muur ZOG ver binnenwaarts gebogen is, dat hij een
derde gedeelte van de bovenste middellijn des kraters — deze
was 5,000 voet, — derhalve 1,666 voet nader bij ons gelegen is,
d. i. met andere woorden, dat de afstand van daar tot aan het
punt, vs^aar wij ons bevinden, een derde minder, namelijk, slechts
3,534 voet bedraagt, dan de tegenover liggende bovenste rand
van ons verwijderd is (waarschijnlijk echter is de afstand grooter
en loopt de muur steiler benedenwaars), dan is de loodregte diepte
des kraters, of de hoogte des ringmuurs nog altijd 2,2S0 par. voet.
Deze naar binnen gekeerde wand van den 5,000' wijden,
kringvormigen rand stört zieh derhalve ten minste twee duizend
voet diep benedenwaarts; zijn voet, welke zacht glooijende
naar binnen is gebogen, gaat echter met eene scherp geteekende
grens in den vlakken bodem over, waarvan de middellijn
waarschijnlijk het derde gedeelte ( = 1,666 voet) van die der
bovenste krateropening bedraagt.
Hoogst waarschijnlijk wordt op den ganschen aardbodem
geen dieper krater gevonden, welke, van rondsom binnen wanden
ingesloten, zoo volkomen ketelvormig is als deze. Hij heeft
ongeveer de gedaante van een omgekeerden bijenkorf, met eenen
in het midden gelegen vlakken bodem.
Met uitzondering van eenige tusschen ingeschovene, en eenige
boven op denzelven liggende lava-banken, is deze muur in zijne
gansche hoogte, zulks laat zieh duidelijk bespeuren, •— geheel
en al uit zand en klein steengruis gevormd; hij is zöö
steil en los, dat elken oogenblik de instorting van enkele gedeelten
van denzelven mag te gemoet gezien worden, en men
niet dan met angst in het hart op zijnen rand kan verwijlen.
En hoe gegrond eene dergelijke vrees is, hier van ziet men de
bewijzen op honderd verschillende plaatsen, waar een breeder
of smaller gedeelte zieh werkelijk reeds van den rand heeft
losgescheurd, en naar beneden is gestört, terwijl de versehe
899
streepvormige sporen, welke daardoor zijn veroorzaakt, door
het regenwater nog niet zijn glad gespoeld.
Ten gevolge van dergelijke instortingen of aardverzakkingen
heeft de voet des kratermuurs zijne meer glooijende helling
verkregen, zijne vooruitspringende, binnenwaartsche bogt, waarmede
hij in de centrale vlakte des kraterbodems overgaat, terwijl
daarentegen het hoogere 2/3 gedeelte, — een wand van 1,500
voet hoogte, — bijna volkomen loodregt opwaarts rijst. Hier
en daar vormen deze naar beneden gestorte puin-massa's, deze
afgebrokkelde gedeelten des wands, welke aan den voet van
den muur opgehoopt liggen, vooruit springende ribben van geringe
grootte, waar tusschen het regenwater gleuven heeft
uitgespoeld; over het algemeen is de verticale vlakte van den
muur, van den uitgetanden rand tot beneden aan den kraterbodem,
maar voornamelijk echter in de bovenste helft, zeer
glad en effen, zonder voorui t stekende gedeelten, zonder groeven
of spleten, en dit is het, waardoor deze kraterkolk, bij
hare buitengewone grootte, dat indrukwekkende schouwspel
oplevert.
In sommige gedeelten der buitenhelling, vooral op die plaatsen
alwaar het zand eene meerdere vastheid bezit, of waar lava
ligt, treft men spleten aan, welke nu eens eene breedte hebben
van slechts eenige weinige duimen, dan weder 1 , 2, ja,
4 voet breed zijn. Deze "spleten, op verschillende afstanden
van den rand gelegen, loopen evenwijdig met denzelven, derhalve
dwars ten opzigte van de rigting der berghelling, en vormen gedeelten
van concentrieke kringen; zij zijn gewoonlijk voor een gedeelte
met los zand of steenbrokken gevuld, en dringen tot op
eene aanmerkelijke diepte in de bergmassa. Aan de noordelijke
zijde, alwaar wij aankwarnen, werd een drietal dergelijke
spleten gevonden, van welke de binnenste ongeveer 10 en de
buitensten of ondersten 20 en 30' van den rand verwijderd
waren.
Te dezer plaatse werd eene diepere tusschenruimte gevonden,
welke eene insnijding vormde tusschen hooger rijzende
gedeelten van den rand; in deze tusschenruimte was het, dat