
f
Ii
M
i !
i ^
l- !•
i
pi >f )
ÍI ?
., i> '' ' if . 1 '
. i I
! '
> il I ; ì '
il ì i
hij den omvang iiiet kau peilen en hoe nieüg, hoe eineiig komt
hier de mensch aan zieh zelven Yoor! — uit dien hoofde slaat
hij het oog, dat vrede zoekt, het liefst naar deze derde wereld,
heft hij fíen blik vol vertrouwen opwaarts naar den tuin des
hemels, welks vriendelijke sterren hem toeblinken als ui-t een
verloren vaderland.
Ongop-ongop, den October.
Dezen morgen vertrok ik ten 61/2 ure van Lidjen en zettedc
ik mijne reis tot 12 ure te paard voort, naar den tusschenrug,
welke de bergen Ranté en Idjén verbindt; de westelijke vlakke
streken van dezen rüg worden door de Javanen Ongop-ongop
geheeten. Algemeen genoraen rijst dit met wouden bedekte
terrein van lieverlede in eene noord-noordwestelijke rigting
opwaarts; aanvankelijk bestaan de wouden, welke men doortrekt,
voornamelijk uit bamboes, waar tusschen echter ook
hooggroeijend woudgeboomte wordt aangetroffen; menigwerf
waren wij genoodzaakt den zadel te verlaten, uithoofde van de
menigte oude, afgevallene,' vergane halmen, welke in alle
rigtingen Over den bodem verspreid lagen. Nadat wij onzen togt
gedurende %¡i uur hadden voortgezet, bereikten wij de, kloof
der banjoe Pendot, waarin op een afstand van I1/2 uur hooger
bergopwaarts de banjoe Linoe uitloopt; op de bedding dezer
kloof ontwaart men een glad gespoelden (primitiven) lava-stroom;
hij bestaatuit eene grijze trachietische lava-soort, die hornblende
bevat, en waarin vele, zeer groote blaasruimten ») worden aangetroffen.
Op eene andere plaats, welke men een uur later bereikt,
vindt men dezelfde lava-soort in hetbed der kah Wadperes; zij
entspringt op den Merapi en is, ter plaatse waar zij door den
weg wordt doorsneden, nog een uur van Ongop verwijderd;
•_) Wij bezigen deze benaming in navolging van het duilsche „Blasenräume,"
voor do langwerpigo of ronde holKgheden in de lava, gevormd door watcrdamp of
gassoorten, welke zicli uit de vlocibare lava ontwikkeldon en later, nadat de lava
bekoeld was, die holten in dezeive nalieten, welke op duizendvoudige wijze met
elkander verbonden zijn. Hoewel zij derhalve hun ontstaan te danken hebben aan
„luchtbellen", zookan de benaming, welke wij haarvroeger gavon, niet dan onoigonlijk
op dezclven worden toegepast.
^ Í
991
harc hoogtc zal ongeveer een 1,000 tal vocten minder bedragcn.
In de beide eerste kloven wcrd slechts eene geringe hoeveelheid
water gevonden, tervvijl de kali Wadperes gelieel en al droog
stond; slechts weinige der Javasche vulkanen zijn armer aan
waterrijke beken dan de Idjen; bij gelegenheid der uitbarsting
van 1817 stroomden ontzaggelijke watermassa's door deze
kloven bergafwaarts, welke, met zand en asch vermengd, het
vlakland van Banjoewangi wijd en zijd overdekten. Naar een
mijner begeleiders verhaalde, vernietigden deze overstroomingen
alle Sporen van plantengroei tot op een afstand van 1,000 voet
beneden Ongop (ongeveer 2,620 voet beneden den kraterrand),
namelijk, tot op dat gedeelte dezer Streek waar de kali Wadperes
den weg doorsnijdt; tot aan deze beek was al het geboomte
verschroeid of stierf het later, ten gevolge van deze uitbarsting;
aan de benedenzijde dezer grens werden daarentegen slechts
enkele verdorde boomen in het woud aangetroifen.
l a n d e n regteroever der Pendot-kloof kwamen wij voorbij eene
hut, welke hare bewoners van rondsom door een sterk paalwerk
omsloten hadden, ten einde zieh tegen de aanvallen van tijgers te
beveiligen; hier hielden mijne Javanen halt, limine goedhartige
spraakzaamheid nani mij bijzonder voor hen in, hetgeen voornamelijk
het geval was met den Patingi van Lidjen. Het
kwam mij voor, dat de Javanen van Banjoewangi een gemoedelijk
en gewillig slag van menschen was, die zieh hoogst
voordeelig onderscheidden van hunne naburen, de Madoerezen
van Panaroekan, Bondowoso en van andere omringende oorden.
Naar mate wij hooger bergopwaarts kwamen, gingen de
schaduwrijke, hoogstammige wouden over in een laag kreupelhout
en in eene Glagah-wildernis, welke zoo digt in een gegroeid
was, dat wij ons slechts met het hakmes in de band door
dezelve konden heenworstelen, dewijl het päd, vroeger door
de wildernis gebaand, geheel en al begroeid was. Sedert
wij de hoogte van 5,000 voet hadden -bereikt, was het aantal
Casuarina's in het woud voortdurend talrijker geworden, en
eindelijk zoodanig toegenomen, dat deze boomsoort zoo niet
uitsluitend werd aangetroffen, althans verre de overhand had