
uitbarsting gepaard ging, in zoo verre zij feiten zijn; wij zulleii
nu overgaan om insgelijks al hat feitelijke op te geven, met
betrekking tot de veranderingen, welke de gedaante des vulkaans
heeft ondergaan, als het gevolg der uitbarsting en later het
resultaat vermelden van een onderzoek nopens den aard der
uitbarsting en den oorsprong van het kratermeer.
Veranderingen, welke de gedaante van den Idjèn en
deszelfs omstreken hebben ondergaan.
In 1805 werd het landschap van Panaroekan tot aan Banjoewangi
bezocht door Leschenault, die, zijn weg nemende van
Banjoewangi over Lidjèn en Ongop, den krater beklom; de
berigten daaromtrent, door dezen natuuronderzoeker geleverd,
stellen ons in staat waar te nemen, welke veranderingen sedert
dien tijd, derhalve in een tijdsbestek van 39 jaren, hebben
plaats gehad.
Tot juist begrip zijner berigten zij hier vooraf aangemerkt,
dat Ongop-ongop door hem (Leschenault) wordt geheeten:
Ohonponoph; Soembér waroe = Soembruaru; de berg Rawon =
Raö; de goenoeng Kôndèng = Kuendan; de banjoe Paît = songi
pahet en de kali Poetih — songi puti.
lo Het gansche landschap van Panaroekan, gelegen aan den
oostelijken voet van den Ringgit, tot aan Banjoewangi beschrijft
hij als bedekt met één enkel Avoud; hierdoor zette hij,
in 1805, zijnen togt gedurende 24 uren voort over een smal
voetpad, dat slechts eene breedte van 2 voet had, en trof
op dien ganschen weg niet meer dan twee kleine dorpen aan,
waar hij kon verwijlen.
Thans is de gansche kustvlakte van Panaroekan tot aan Soembér
waroe met vruchtbare sawa's en talrijke dorpen bedekt; over
een breeden weg, die met rijtuig wordt bereden, reist men naar
Soembér waroe; te paard wordt de afstand van de zoo even
genoemde plaats tot aan Bandjoel mati binnen vier uren afgelegd;
hier zet men zieh weder in het rijtuig en vindt men een gebaanden
weg, — al loopt dezelve van Soembér waroe af door wildernissen,
— die den reiziger verder naar Banjoewangi voerL
Î5
1029
2" Lidjèn was destijds een eenzaam liggend dorp, en eerst
vóór körten tijd gesticht; thans worden vele dorpen in den
omtrek van hetzelve aangetrofFen, en is aldaar een pasanggrahan
gebouwd geworden.
30 Banjoewangi was destijds, volgens zijne opgaaf, het
vruchtbaarste, doch tevens het ongezondste oord van geheel
Java; uit zijne digte wenden Stegen nevelen op, die voor de
gezondheid der menschen hoogst nadeelig waren. Vele wouden
zijn thans geveld; de bodem der laaglanden, die destijds misschien
moerassig was, is ten gevolge der uitbarsting van 1817
met vulkanische uitwerpselen overstelpt geworden en herschapen
in een dorren zand- en aschgrond, terwijl het landschap,
in het algemeen genomen, thans veel gezonder is dan vroeger.
40 Ten jare 1792, derhalve 13 jaren vóór Leschenault deze
Streek bezocht, had eene instorting aan de oostelijke helling"
van den Merapi plaats; een gedeelte van den bergwand, benevcns
een groot aantal rotsen, scheidden zieh van de hoofdmassa
af en rolden naar beneden tot in de zee, waarbij alles, wat de
ingestorte massa in hare vaart belemmerde, mede werd voortgesleept
en vernietigd. Een gedeelte van de afgerukte massa
bleef op het Strand liggen, in de nabijheidvan het dorpKélats,
een uur benoorden Banjoewangi.
5o In 1805 was de berg tot aan den hoogsten kraterrand met
welig groeijend woudgeboomte bedekt; vooral waren het Casuarina
boomen, welke alhier werden aangetroffen. Zelfs de kraterwouden
waren omgroend en tot op den bodem toe met een laag
groeijend houtgewas bedekt, waarin vele varenkruiden voorkwamen.
De uitbarsting van 1817 vermeide deze wouden, tot op
2,000 voet beneden de kruin des bergs. Vier jaren daarna, dus in
1821, vond de heer Reinwardt den vulkaan nog geheel en al kaal
en van allen plantengroei verstoken; thans echter, na een tijdsverloop
van 27 jaren (in 1844), is hij niet slechts welig met
gras en struiken bekleed, maar wordt op nieuw woudgeboomte,
als Casuarina's, ter hoogte van 45 voet, benevens Acacia montana
op denzelven aangetroffen, welke laatste boomsoort tot in
de onmiddellijke nabijheid van den kraterrand tot boschjes van
i f I \\1,