
• !
• !
H
Ir
:
i S
^ 1
I
M ^
lu
I
1
( i ï
aaii, datcr zieh, gemiddeld geiiomen, slechts 5 neveiis elkander
bevondeii, — en op vele plaatsen was het aaulal, overdvvars
gcrekend, veel grooter, — dan moet deze drift tcn rainste uit
1,500 stuks Iierten hebben bestaan; het is waar, dit was het
grootste aantal, dat wij bij elkander hebben gezien. Verscheidene
driften kregen wij echter onder het oog, die weinig minder
tah-ijk waren; kleine driften, tcn getale 50 a 100 stuks, zagen
wij steeds aan de zijden om ons heen; ik schat derhalve het
aantal herten, dat ik, op mijnen togt van den Argopoero tot aan
den Tjemorokendeng, van des morgens 7 ure tot 3 ure in den
namiddag heb gezien, op ongeveer een vijftig duizendtal. i)
Omstreeks den middag geraakten wij in het hoogland het
spoor bijster, namchjk, noordvi'aarts van de kaU Pitjoro, alwaar
vele rnime grasvlakten tusschen het woud verstrooid gevondcn
worden; Avij zonden niet zoo spoedig den regten weg hebben
terug gevondcn, wäre het niet, dat wij cindelijk bij de kali
Pitjoro waren aangekomen; naar den loop dezer kali konden wij
onzen weg rigten, ten eindehet tasschenjuk te bereiken. Eerst na
5 ure kwamen wij op den bergrug Tjemoro kendeng aan, nadat
wij door een fijnen nevelregen, die kort te voren was beginnen
te Valien, reeds druipnat waren geworden. Hoewel hij niet gestadig
bleef aanhouden, zoo viel er toch tot 5 ure van tijd tot
tijd regen, na welken tijd de hemel weder opklaarde. Niettegenstaande
de lucht gedurende den ganschen daarop volgenden
nacht helder bleef, zoo vielen voortdurend dauwdruppelen van
de bladeren der Tjemoro's. Waarschijnlijk ontstaat deze buitengewone
rijkdom van dauwwater, ten gevolge van debijzonder
Sterke warmte-nitstraling uitdesp^7se, naaldvormige takken der
Casuarina's, waaraan de tot druppelen zaämgevlocide dauw
minder blijft hangen dan aan het gewone, breed gevormde gebladerte
van andere boomsoorten, want aan dergelijken werd
het afdruppelen van den dauw door ons niet waargenomen.
Opden morgen van den 3''•'"November keerden wij, tamelijk
' ) Deze bcgrooting verkrijg ik op de volgcnde wijze; 1 drift scliat ik op: 1,500
stuks; 2 op: 1,000; 25 op: 500; 100 op: 100; 300 op; 50; 300 op: 25 = r 48,500.
- 1099
uitgchongerd, over desa Kcraoening, waar wij ten 1 uro aankwarnen,
en over Rambi, welke plaats wij ten 2 ure bereiktcn,
naar Djêmbêr terug, nadat wij vier nachten bijna onder den
blooten hemel hadden doorgebragt. Alvorcns wij van den Ajang
afscheid nemen, zij het mij vergund een uittreksel mede te deelen
uit een brief van den heer Bosch, Contrôleur te Bondowoso,
waarin wij eenige berigten zullen vinden betrekkelijk de noordelijke
streken van het gebergte, welke door mij niet zijn
bezocht geworden. Naar aanleiding daarvan kan met grond
worden opgemaakt, dat het gebergte, in de zone van 5 à 7,000
voet, eene groote uitgestrektheid bezit.
Op den October ving de heer Gh. Bosch zijne reize
uit Djêmbêr aan; hij werd begeleid door den Kongo van
Bondowoso en door den jeugdigen pakhuismeester van Djêmbêr.
Tot aan den Tjêmoro kêndêng, alwaar zij den 24"™ October
aankwamen, volgden zij denzelfden weg, welken wij naderhand
insloegen; hun nachtkwartier hielden zij in het hoogst gelegene
gedeelte van het hertendal.
Den 25''"° October verhet hij den Argopoero des morgens
ten 9 ure, begeleid door 12 Javanen. üithoofde zij, behalve
een aantal zeer kleine koeken (Koewé-koewé), geene levensmiddelen
bij zieh hadden, zoo besloten zij hunnen togt in
eene noordelijke rigting door het gebergte voort te zetten, in
plaats van den zoo moeijelijken weg, die naar het zuiden
leidt, te volgen, dewijl zij hoopten op die wijze spoediger in
bewoonde streken te zullen aankomen.
Op vele hoogten van den bergrug, waarin de Argopoeroketen
zieh naar het noorden verlengt, vonden zij oude «grafgestichten
», welke uit langwerpige, vierkante steenhoopcn waren
gevormd, aan wier oostelijk einde een regt op staande, platte
steen was aangebragt. Zij vervolgden hunnen weg naar het
noorden, nu eens opwaarts klimmende, dan weder dalcnde.
Reeds ten 10 ure hadden zij het eigenlijke hoogland in het
zuiden achter/den rüg. Van dit nur af M'erd hmi het uitzigt
over het gebergte geheel en al benomen, door den M'olkenitevel,
die hen aan alle zijden omringde. Ten 11 uro bevondcn
¥ç|
»i i|
i I
i
ill
i
• f.
i