
t'
tt S
< Ii
noord 60^ ten westcn: 4,270 voet vaa elkander vcrwijdcrd
liggen; dit is derhalvc de bovenste diameter der krateropcning
in deze i-igting. De hoogtc boven de oppervlakte der zee van
het punt b (bij den alleen stranden Tjemoro-boom) bedraagt
8,280 voet (bai-om.); hier boven verheft zieh derhalve het lioogst
gelegen punt van den kratermuur in het w^esten, — hetvs'elk
8,820 voet hoog is, —540 voet, en de wrongvormige goenoeng
Tjemoro kendeng in het noordoosten slechts ongeveer 300 voel
Behalve de reeds vermelde twee plaatsen, alwaar de door
kunst geeffende en door läge muren omringde vierkante ruiinten
worden aangetroffen (die echter geheel vervallen en met gras
begroeid zijn), levert dit oord nog een ander bewijs van voormalige
mensclielijke bedrijvigheid. Op een geringen afstand,
namelijk, noordwestwaarts van den alleen staanden ouden boom
ligt, in dat gedeelte der vlatle, alwaar dezelve reeds naar den
voet van den kratermuur begint op te stijgen, eene inzakking
of een kleine dalketel, welke zieh naar beneden in de kloof
der kali Sibaloe verlengt; terwijl het van lieverlede uit den
bodem voortsijpelende water het beekje dezer kloof voedt,
ZOO is de verzakking aan het bovengedeelte nog droog. Door
eenige met muren omringde vierkante ruimten, verkrijgt men
(noordwestwaarts in deze verdieping) toegang tot een hooger
terrasvormig gebouw, hetwelk, uit ruwe steenen vervaardigd,
uit trapvorniig boven elkander oprijzende verdiepingen is gevormd.
Op het bovenste en kleinste terras ligt eene langwerpig vierkante
verhooging, als een grafheuvel gevormd, aan welken echter,
uitgenomen eenige regtop staande langwerpige trachietsteenen,
geene versierselen wordenbespeurd. Welig is dit eenvoudige, aloude
gedenkteeken met planten en met gras begroeid, terwijl in de
diepten van den kleinen ketel, achter de terrassen, verscheidene
boompjeshunne schaduwen werpen. Niets wisten de Javanen mij
omtrent den oorsprong van dit gedenkteeken mede te deelen,
evenmin als omtrent de muren boven op den kraterrand en de
tempelruinen, welke wij eergisteren aan de noordwestelijke
helling van den Kawi aantroffen, die allen in volkomene vergetelheid
schijnen gedompeld te zijn.
!
s !
'' I' '
)l
l l i ,