
Ii»
äti ^
t i
iii
1"
hiiiüMizijdc, in plaats vaii in oene berghelling over le gaan,'
ccrst bi-oede, vlakke voorsprongcn, welke sleclits van lieverl(
xlc schonen te dalen. Eindelijk werd de nok, noordwaarts, doch
in de oniniddellijke nabijheid van den hoogsten top, nog brecder,
en nam zij aldaar de gedaante aan van een uitgestrekt
platean, dat slechts eene gej-inge glooijing bezat, hetgeen
evcn als alle dalgronden, vlakten en hoogten, welke wij sedert
gisteren middag hadden doorreisd, met ver van elkander gegroeide.
Casuarina's en met eene schoone grasnaat was bedekt,
waarop een talloos tal van herten werd gezien.
Van hier af ging onze weg in eene zuidelijke rigting weder
legen eene berghelling opwaarts, alwaar wij eene groote menigte
sleenblokken verstrooid in het woud aantroffen; na onzen togl
bergopwaarts gedurende 2 nren te hebben voortgezet, gerekend
van het pnnt alwaar wij ons nachtverblijf hielden, bereikten
wij ten half negen ure een tweede, nog hooger gelegen plat,
alwaar wij, tot onze groote verwondering, eene gansche nj van
rui'nen en muren vöör ons zagen, nevens deze ruinen de
melkwit gekleurde puinhoopen eener solfatara ontwaarden, en,
na nog eenige schreden te zijn voortgegaan, plotseling aan
den rand van een krater stonden, welke in den vorm eener
ketelvormige kolk het bergplat doorboorde. Loodregt stortten.
zieh zijne naakte wanden benedenwaarts en stil, dor, reeds
vöör lang uitgebluscht, gaapte ons deze duistere afgrond aan.
Bij den aanblik van dit onverwaehte schouwspel, van dit
raadsel der natuur en der voormalige kunst! verdween onze
vermoeidheid als cloor een tooverslag, en maakte nieuwe lust
tot onderzoek zieh van ons meester. Ja, zelfs Kjai' Wikromo,
mijn Javasche vriend, gaf in Inide bewoordingen zijne onwillekeurige
verbazing te kennen en liep met rassche sehreden
naar de bouwvallen heen; alvorens aan andere zaken te denken,
zochten wij binnen dezelven eene geschikte plaats om te
overnachten, ten cinde vervolgens met des te meer voordeel en
gemak de omstreken in oogenschouw te nemen.
Ik koos mij in het binnenste gedeelte dezer bouwvallen eene
kleine vierkante kamer tot verblijfplaats, welke eene breedte
1083
en lengte had van 6 voet; de mm'en hadden nog eene hoogte
overgehouden van 4 voet, eene dikte van I1/4 ä l'/2 voet,
benevens een ingang ter vvijdte van Pj i voet. Tot meublement
dezer kamer dienden eene matras en eenige hoofdkussens,
welke op den grond werden nedergelegd, terwijl verseh gekapte
lakken het dak nitmaakten. Ook mijne bedienden en de overige
Javanen bereidden zieh een nachtelijk leger in de verschillende
gedeelten dezer ruinen, spreidden de medegevoerde matten op
den bodem der kamers uit, ontstaken een aantal vuren in de
hoeken, de onbarmhartige kok strekte tot verderfengel aan
eene onschuldige kip en binnen eenige weinige oogenblikken
kookte ons ontbijt op het vunr; ons bivouak was kant en klaar.
Ik liet de Javanen bij hunne vuren en potten, deed eene
barometer-waarneming en maakte mij toen gereed om, onder
geleide van een paar Javanen, de omstreken in oogenschouw
te gaan nemen. De waarnemingen, welke ik zoo in den morgen
als gedurende den loop des daags heb gedaan, zal ik ook
thans weder tot een enkel, aaneengeschakeld verhaal vereenigen.
Wij bevinden ons hier op de westelijkste en hoogste keten
van den Ajang. Het hoogste midden-gedeelte, westwaarts van
den Maki-rug, bestaat uit een tamelijk effen bergplat, hetwelk
eene hoogte bereikt van 9,200 voet,)) en in zijn 00stelijk
gedeelte eene cirkelronde, ketelvormige kraterkolk heeft,
welker wanden eensklaps nederwaarts störten. SleehLs aan de
oostzijde des kraters wordt de voortzetting der cirkelronde
vlakte äfgebroken; aldaar rijst, namelijk, de kraterrand opwaarts
in een kleinen bergrug, den «goenoeng Argopoero bij
uitnemendheid,)) welke aan de noord- en aan de zuidzijde in
het kringvormige plat afdaalt, aan de oostzijde daarentegen
eene gewone berghelhng vormt; wel breidt zieh deze helling
nit in verscheidene zacht glooijende voorsprongen, doch zij
wordt door geene eigenlijk gezegde vlakte omringd en strekt zieh
benedenwaarts uit tot op den bodem van het hertendal. Aan de
Latere berekeningen hebben mij doen zien, dat het gemiddeldo van verschcidene
waarnemingen 9,207 voet bedraagt.
fi
i r