
. 1 1
Olli tc paard bereden te kuniien worden. Bij droog weder vliet
slechts een zeer geringe watersLraal over den bodem der Wonodoro
kloof (waaruit de bewoners van Wonosari hun drinlv-
^\ater bekomen), terwijl de overige beekbeddingen bijna geheel
en al zonder water zijn; eerst een paal verder, meer benedenwaart
s, is de hoofdldoof van den dalbodem voortdurend van
^^ ater voorzien.
Naarmate de beekkloven de eene na de andere in elkander
uitloopen, nemen ook de ribben in aantal af; in dat gedeelte,
namelijk, alwaar, tnsschen den voet van den Ringgit en den
tegenovergestelden wand, het splijtingsdal smaller begint le
worden, en nog iels verder benedenwaarts, eindigt het meerendeel
der ribben en störten zij tusschen de beekkloven,
die galTelvormig in elkander loopen, met hare niteinden zeer
steil benedenwaarts. Dergelijke plaatsen, vooral de diep uitgespoelde
djoerang Tjöndro, zijn het , welke de geoloog in oogenschouw
moet nemen, ten einde kennis nopens den bonw en
het zamenstel van het gebergte op te doen.
Maar ook in de verdere voortzetting van de nu versmalde
dalspleet liggen nog verseheidene lengte-ribben nevens elkander;
deze loopen, overeenkomstig met de algemeene rigting van het
dal, in eene noordoostelijke rigting benedenwaarts. Terwijl zij
in de hoogere gedeelten der spieet meerendeels met gras zijn
begroeid, ontwaart men, dat de lengte-ribben meer en meer
met woudgeboomte worden beschadnwd naar men verder benedenwaarts
afdaalt.
De bodem van het splijtingsdal vormt derhalve in geenen
deele eene aaneengesehakelde, hellende vlakte, maar hij is
daarentegen zamengesteld uit nevens elkander liggende ribben
a., door kloven b. ter diepte van 50 ä 1 0 0 voet van elkander
geseheiden; de nokken dezer ribben liggen allen nagenoeg op
gelijke hoogte, waarboven zieh de rand c. der zijwanden, in
Tengger Figuur 6, in de hoogst gelegene gedeelten van het
splijtingsdal 1,000' en hooger verheft. Nergens ziet men de verticaal
loopende lijsten der zijwanden zoo regelmatig en lijnregl
nevens elkander gerigt als aan den znidoostelijken wand, ten
i