
; !
1370
ecne bloote veronclerstelling gegroncl zijn; hare juistheid wordt
daarentegen bevestigd door een aantal andere feiten, welke
hia- en daar verstrooid voorkomen in het 1"" en hoofdstuk
dezer afdeeling. Ten gevolge daarvan zal de •verhoncling van
het aantal brennen, hetwelk. ter zijde van breukranden der in
schotsen opgehevene gedeelten van het neptunische gebergte,
dat is, uit spleten tusschen deze bergschotsen en de vulkanen
opwelt, tot het aantal brennen, hetwelk uit een anderen bodem
entspringt, veel grooter voorkomen dan zuUvs vroeger toescheen.
Dat brennen op dergelijke wijze ontsiaan, hiervan
levert de bron no 20 een duidelijk bewijs, alwaar, ter zijde
van den 1,530 veet hoegen breuki-and g. Brengbreng der tertiaire
ferma tie, een rondachtige trachiet-berg, g. Seebang geheeten,
is doorgebreken en tusschen. deze beiden, aan den veet
van den wand, de heete bron entspringt. (Vergelijk de IIP"
afdeeling, bladz. 34 en 58.)
Op gelijke wijze als het entstaan der geneemde minérale
brennen werdt epgehelderd doer hare ligging, door de bijzonderheid
dat zij opwellen uit spleten aan de grenzen van vulkanen,
ter plaatse waar de lava-stroemen dier vuurbergen stniten
tegen den breukrand of van een eenzijdig opgeheven gedeelte
der neptunische formatie, welker rand zieh als een dwars
gerigte voerberg längs den vulkaan uitstrekt, ef van een euder
trachietisch veorgebergte, i) zeo werdt dit punt nog nader toegelicht
doer de bestanddeelen van haar water; zie vreeger.
Met uitzondering van Jodium, zijn alle bestanddeelen van hetzelve
aanwezig in het gesteente, waaruit Java is zamengesteld en
waaronder zelfs mangaan oxyde wordt aangetroffen. (Zie kap. 12
van het tertiaire gebergte, in de III'^® afdeeling van dit werk.)
Het regenwater, dat uit hoog gelegene bergzonen doer spleten
tot in het binnenste der aarde en wel tet op zulk eene diepte
doordringt, waar de gesteente-massa's ef zeer heet, of gesmolten
zijn, verkrijgt aldaar een hoogen warmtegraad, of het gaat
' ) Over deze trachietische Toorbergtoppen der vulkanen, de wijze van hunontstaan
en hunne vcrhouding tot de neptunische voorgobcrgtcn , sla men op kap. 10 van het
tertiaire geborgte in de III<le afdeeling.
1371
Over in damp. Dezo zal deels als waterdamp uit de vulkaanschachten
epstijgen, of zieh een uit weg trachten te
banen door nevenspleten, wier openingen lager liggen dan
de straks genoemde spleten der hoegere bergzonen. In deze
kanalen zal het waler ten deele werden opgeheven deor
waterdamp, die meer en nieer tot zijnen veermaligen druipbaarvleeibaren
teesland wederkeert, in water hervormd wordt, naar
gelang dezelve in de nabijheid kernt van de keelere oppervlakte
der aarde, ten deele door gas-soorten (keelzuur, zwavelwaterstef
gas, gasvormig zwavehg zuur), welke uit den
diepen vulkanischen haard in diezelfde kanalen epstijgen;
meer of min bezwangerd met deze gas-seorten, waarvan het
een gedeelte heeft geabsorbeerd, benevens met de oplosbare
bestanddeelen der rotsen, welke het water gedm-ende zijnleop
heeft epgenemen, zal hetzelve eindelijk, — in eene meerdere of
mindere mate verhit — als mineraal weder aan de oppervlakte
des bedems te veerschijn komen. Wijders zal het opwellen
van bronwater veer een gedeelte werden veroerzaakt deer hydrostatische
drukking. In een land alwaar, in de kratersvanllt/j
duizend veet hooge vulkanen, zieh bijna veortdurend lava, zeo
niet in een gesmeltenen, althans in een gloeijenden toestand
bCTindt, gelijk onder anderen het geval is in den krater des
Semeroe, daar kan de zene niet zeer diep liggen, waar de
vulkanische retsmassa's een warmtegraad bezitten om de temperatuur
van het kookpunt mede te deelen aan het water,
dat welligt uit eene heogte van 6 ä 9,000 veet in spleten der
lava is doorgedrongen en uit andere spleten aan den veet des
kegelbergs, wier openingen lager zijn gelegen dan de eerstgenoemden,
weder epgeperst werdt.
Vulkanische uitbarstingen, welke menigwerf in weinige uren
groote, bloeijeude landstreken verweesten, aardbevingen, die
dnizendenvanbewoners angst enschrik aanjagen, benevens warme
brennen, die langzaam en zonder geruisch uit de aarde opwellen,
zijn derhalve allen haar ontstaan aan eene gemeenschappelijke
eorzaak verschuldigd, smelten als het wäre zamen
in een enkel verschijnsel, hetwelk wordt te weeg gebragt deer