
ijiii :
1092
De iiiiddolliju van dezen tanielijk rondcii krater zal aan Iiel
bovengedeelte, van den eenen rand tot den anderen, waarschijulijk
400 voet bedragen. Sleclits aan de westelijke en aan
de zuidwestelijke zijde is de bodem toegankelijk; aan die
zijdcn, namelijk, zijn de wanden ingestort en daalt het plat des
bergtops allcngskens naar den bodem benedenwaarts.
Laat ons thans de derde, grootste en het best bewaard
geblevene ruine, die, namelijk, waarin wij ons nachtkwartier
liebben opgeslagen, wat meer van nabij beschouwen. Haar builenste
ringmuur vormt een langwerpig vierkant, welke het
langst is in de rigting van het zuidoosten naar het noordwesten;
in deze rigting heeft de muur eene lengte van ongeveer 100
voet, terwijl zijne breedte omtrent 50 voet bedraagt. TJithoofde
de vlakte, waarop de muur werd opgetrokken, eene zachte
glooijing naar het noordwesten heeft, zoo ligt het noordwestclijke
uiteinde ongeveer 10 a 15 voet beneden het hoogere
zuidoostelijke gedeelte. Hoewel dezelve op vele plaatsen is
vervallen, zoo is hij, over het algemeen genomen, thans nog
7 a 10 Yoet hoog en in het zuidoostelijke gedeelte het best
bewaard gebleven.
Naar het toeschijnt, werd slechts op eene enkele plaats een
toegang tot de omslotene ruimte gevonden; deze deur lag in
het midden van het smalle noordwestelijke front; van deze
poort af liep een gang opwaarts naar het zuidoostelijke
einde van het gebouw. Van binnen was de bodem in een aantal
vlakken herschapen, en de zoo evengenoemde gang voerde,
met een aantal trappen, opwaarts van de lagere naar de hooger
gelegene tcrrassen. De gansche in terrassen opklimmende binnenruimte
was, door middel van een „aantal elkander kruisende
muren, in kleine vierkante kamers afgedeeld, welke door niiddel
van dwarsgangen of deuren in verband stonden met den langen
centralen hoofdgang. Bij elken nieuwen trap, welke tot eeu
hooger terras voerde, scheen de centrale gang met een portaal
vcrsierd te^ zijn geweest. Thans bedraagt de hoogte van de
muren dezer kamers, •— uit wier aantal wij er vroeger reeds eene
hebben leeren kennen, — 4, 5 en slechts op eenige weinige
10Ü3
plaatsen nog 7 voet; het bovenste einde van den gaiig liep in
eene regte rigting naar de hoogst gelegene nisvormige ruimte,
welke in het midden van den bovensten, d. i. zuidoostelijken
dwarsmuur naar de buitenzijde vaoruit springt, op dewijze van
eene vierkante, door muren omringde alkove, en welke hei.
eigenlijke heiligdom des tempels schijnt bevat te hebben. Ik kwain
tot dit besluit, uithoofde de muren, welke deze hoogst gelegene
Vierkante kamer of kapel omringen,.fraaijer en regelmatiger zijn
gebouwd dan met de anderen, over het algemeen, het geval is 5 de
stcenen hebben den vorm van teerlingen, zijn zorgvukligbewerkt,
zeer glad aan de oppervlakte en , met behulp van cement, zeer
naauwkeurig op elkander gevoegd, terwijl daarentegen de overige
steenen een minder regelmatigen vorm hebben en veelal ruw
en onbehouwen zijn. De binnenzijde der muren in de kapel is
met nissen versierd, waarin vroeger waarschijnlijk beeiden hebben
. gestaan. Misschien bevond zieh in het midden de voornaamste
idol des tempels.
AI deze beeiden zijn verdwenen. Gedurende langca tijd
doorzochten wij te vergeefs de puinhoopen der muren cn het
struikgewas, dat dezelven bedekt, ten einde een beeld, een
opschrift of versiersel te ontdekken, hetgeen ons eenige inlichting
riopens den oorsprong dezer ruinen zou kunnen verschaffen.
Eindelijk vonden wij een beeld, hetgeen, wel is waar,
zeer verweerd was, maar dat wij echter aan de borsten, aan
de dubbele, achter elkander staande armen, benevens aan
eenige andere nog niet geheel vergane attributen, als een
Doerga-hedd herkenden.
Het waren derhalve belijders der Siwa-godsdienst, die deze
muren hadden gesticht. Misschien strekten de kleine kamers
tot woonplaalsen voor priesters^ misschien werden de andere
Vierkante gebouwen, — no 2 ea n» 4 en het kleine ^ beneden aan
den voet van den Argopoero,— welke in de nabijheid worden
gevonden, aan pelgrimmen, die den 9,200 voet hoogen berglop
in bcdevaart hadden-beklommen, ten verblijf aangewezen.
Zou hetmogelijk zijn eene plaats te vinden, mecr geschikt
voor een lempei, gewijd aan Siwa, hei: symbool der vcj-woes