
T I E N D E SCHETS.
V Ü L K A A N 5 8 : T Ä N G G E R . 6
Br. 8°5' )
L 115°3i / ' [ middengedeelte van den Batoek.
II. 8,165' krain vaa den Boedolemboe.
ci Ins Innre der Natur dringt keiu erschafTner Geist.
(( Zu glücklich wem sie nur die aussre Schale weisst. )>
( H A L L E R . )
« Natur hat weder Kern noch Schale. )>
uS' i s t Al l e s , mit einem Male.))
(GÜTHF . )
Kebo glagah, den September^ ö8H.
lleden morgen verliet ik Matjan tengah ten 61/2 ure, zettede
mijne reis te paard voort over een weg, die aanvankelijk noordwestwaarts,
Tervolgens noord-noordwestwaarts liep door de
vlakte, welke den westelijken voet van het vereenigde Semeroe-
Tengger gebergte begrenst en kwam ten 9 ure aan desa Karangadjar
aan; ten 10 ure ging ik van daar verder noordwaarts
naar het dorp Toeloes ajoe, hetwelk ik ten 1 1 ure bereikte;
van dit punt wendt de weg zieh naar het oosten heen, loopt
hij over den zieh nu verheiFenden, en met eene zachte glooijing
gedurig hooger stijgenden voet des bergs tot aan Kebo glagah,
alwaar ik ten 12 ure aankwam.
Zoo ver de weg eene noordwestelijke rigting had, liep hij van
Matjan tengah, gedurende eenige uren, over een terrein, bedekt
niet afzonderlijk staande bosschen, welke vroeger een aaneengeschakeld
woud hadden gevormd, waartusschen vele Alang- en
Glagah-velden, benevens hier en daar eenige sawa's van geringe
nitgeslrektheid, met eenzaam liggende gebuchten, ingesloten lagen.
Op eene levendige wijze hcrinnerden mij deze opene, van rond-
>'«1,1
om door wouden omgevene ruimlen aan velc strekeii va;i Noordelijk
Sumatra, alwaar deze zoo nienigvuklig worden aangcti-oifen
en de landbouw nog in zijne kindschheid vcrkecrt. üit den
Seraeroe, welke ter rcgterzijde, — in het oosLen, — bleef liggen,
Stegen onophoudelijk dampwolken op, zonder ecliter eenig
geluid te doen hooren; de top der dampzuil verloor zieh in een
dun wolkendak, uit zaämgepakte cirrhi bestaandc, hetwelk,
ongeveer 500' hooger dan de kruin des bergs (derhalve ter
hoogte van 12,000 voet), in den darnpkring zweefde en waarmede
de zuil als tot een geheel te zamensmolt; misschien werd
door deze wölken en door de meerdere vochtigheid der luchllaag,
welke zieh boven den berg bevond (en het scheen, dat zij als
het bewijs daarvan mogten worden beschouwd), die slerke
en aanhoudende uitstrooming van dampen veroorzaakt, en
was dit sterkere uitbraken derhalve slechts schijnbaar? —• Wij
moeten alsdan aannemen, dat de uitstroornende dampen, bij
eene gewone, drooge luchtgesteldheid, zieh in den dampkring
oplossen en onzigtbaar blijven, dat dezelven thans echter, nu
de dampkring bijna volkomen met waterdamp verzadigd was,
zieh Verdikten en m den vorm van damp en nevel zigtbaar
werden; dit scheen 00k inderdaad het geval te zijn, want toen,
omstreeks 8 ure, het cirrhi-dak verdween en de lucht geheel
en al helder werd, verminderde het uitstroomen van dampen.
Vele banteng-stieren en tijgers worden in de wildernissen,
welke den zuidelijken, zuidwestelijken en westelijken voet van
den Semeroe omringen en gedeeltelijk tot het distrikt Gondang
legi behooren, aangetrofien.
Afzonderlijk liggende koffijtuinen bragten eenige meerdere
afwisseling in het woud teweeg, toen M'ij het dorp Karang-adjar
begonnen te naderen; aan gene zijde van het dorp (in het noorden)
verkregen de kofiijaanplantingen gedurig meerdere uitgebreidheid,
maar het woud behield nog altijd de overhand. De
afzonderlijk liggende dorpen, met de daartoe behoorende velden,
waren menigwerf nog aan alle zijden door bosschen omringd;
de weg, dien wij volgden, vormde tevens de oostelijkste grens
der cultuur in het vlakke land van Malang; terwijl ooslwaarls