
hfl
!h
T'.i.S
slonipeii kegelberg inet ecn platten, ingedrukten schedel, namelijk,
den goenoeng Garoe en, tusschen dezen berg en den Goembarringrauur,
een ylakken dalgrond, welke zieh tusschen deze beiden
in een halven kring heenwendt. Dit dal is hoogst waarschijnlijk
een gedeelte van den voormaligen kraterbodein, en de
Garoe, •— naar. welks naam ik het gansche gebergte heb genoemd,
i) __ is de eruptiekegel van den vroegeren vulkaan ;
eerst nadat deze was uitgebluscht, baande het vulkanische vuur
zieh meer zuidwaarts een uitweg en wierp hetzelve, buiten
den voormaligen ringmuur Goerabar (welke hier duidelijk hetzelfde
is als de halve kring Sedaratoe bij den Gede, en de
Somma bij den Vesuvius), den thans werkzamen, ontzaggelijken
kegel Semeroe uit, welke in elk opzigt slechts een eruptiekegel
is.
Van den Semeroe ziet men op den vlak-uitgeholden schedel
van den Garoe neder, die ten minste 2,000 voet lager ligt^
door middel van een eenigzins verhoogd vlakland, hetwelk het
hoogste zuidelijke gedeelte van het cirkelvormige dal uitmaakt,
is dezelve met de helling van den Semeroe vereenigd. Dit
dal, hetwelk aan de eene, of oostelijke zijde wordt omgeven
door den cirkelvormigen voet van den Garoe, aan de andere,
of westelijke zijde door den naar binnen gekeerden wand van
den Goembar •— welke aan de helling van den Semeroe, in
het noorden 30° ten westen van den bergtop, een aanvang
neemt, — strekt zieh van den noord- ten west voet van
den Semeroe eerst naar het noordwesten uit, vervolgens naar
het noorden en noordoosten en loopt eindelijk, zieh aan den
blik des beschouwers, die op den top des Semeroe staat,
ontrekkende, tusschen het noordelijkste gedeelte van den Goembar
en den Garoe naar het oosten Jieen. In deszelfs hoogste
gedeelte, in de nabijheid van den Semeroe, ongeveer ter hoogte
van 8,000 voet, daalt het in de vroeger vermelde halfkringvormige
rigting met eene zachte glooijing en allengskens be-
') Dewijl de Javaneii nimmer een algemeenen naam voor Iiet ijansdie gebergte
liebbeu.
79i»
nedenwaarts, en wordt (even als zijn evenbeeld, — hoewel
dit van geringeren omvang is, — het Aloen-aloen, tusschen den
Ged6 en den Sederatoe) in deszelfs midden door eene kleine
beekkloof doorsneden. Ongeveer eene breedte van 1,000 voet
bezittende i), vormt het een vlakken, in deszelfs middengedeelte
bijna horizontalen grasbodem, welke slechts hier en daar met
verstrooid staande Casuarina's begroeid is.
De oostelijke zijde van den Garoe daalt, zonder door eene
dalvlakte omgeven te zijn, onmiddellijk in de oostelijke algemeene
heUing van het gebergte nederwaarts; ook de ringmuur
is aan deze zijde, met uitzondering van een gering gedeelte,
dat ten noordoosten van den kegel ligt, geheel en al verdwenen.
Gelijk ik reeds bij de beschrijving van den Semeroe heb
vermeld, zou deze dalgrond den gemakkelijksten toegang ter
bekhmming van den Semeroe daarstellen. Geen digt zaämgegroeid
kreupelhout bemoeijelijkt den doortogt over de hoogere
gedeelten van het Garoe gebergte, dat over het algemeen slechts
met Tjemoro-wouden bedekt is.
Geen gebergte van Java vormt, dp zulk eene groote hoogte,
eene zoo effene, ruime en, naar gelang van hare ligging en
plantengroei, eene zoo liefelijke dalvlakte als dit Garoe-dal,
hetwelk nagenoeg eene gelijke hoogte heeft als het plateau
van Quito; nog- nooit echter is het door een mensch bezocht
geworden, terwijl het laatstgenoemde met Steden en dorpen,
waar Europesche beschaving heerscht, is bedekt.
Naar het zieh, van den Semeroe gezien, aan mijn oog voordeed,
heb ik getracht een eenigzins gelijkend beeld daarvan te
ontwerpen; ik heb zijne positie en zijne verhouding tot het
overige gebergte geteekend naar peilingen, gedaan van den
goenoeng Ider, den Boedolemboe en den Semeroe.
I
') In de uiterst doorsehijnende lueht der Javasche hoog gelegene streken
•¿ijn zulke sehattingen gemeeulijk te gering. Nimmer zou ik den Boedolemboelioek
van den kratermunr des Tengger op eene hoogte van 1,700 voet hebben
geschat, Indien ik niij door naauwkeurige mcting daarran uiet overtuigd
liad.