
ï: -iiiìi
• t •.: 998
NIPi
-i-l
n..
j» <•
-ii't
H
4 ,
11
• t f
r i o
U; i
s f. - : : i
) "
! .
-hr- 1 !"
1
• i
' 1«
lijke zijdo van den goenocng Kcndéng, welke zieh van den
noordoostelijken voorberg des Rawon, namelijk, van den
((lioekocsan» in een halven kring tot aan den Merapi voortzct
en oostwaarts uitloopt in eene spits, door de Javanen insgelijks
goenoeng Koekoesan geheeten, doch welke wij : Kêndéng-spiLs
zullen noemen; dit profiel is genornen van Asém bagoes. Slechts
op eene enkele plaats, namelijk, zuid lO^k tot IS'/a" ten Westen
van Asêm bagoes, is deze bergkam door eene Idoof van
één gescheiden; het is door deze kloof, dat de zure beek der
kawahidjèn, debanjoe Paît, ook soengi Poetih, kali Poetih geheeten,
heenstroomt. i)
Idjèn Figuur 2 stelt voor de noord ten oostzijde van denidjèn
en de noord-noordoostzijde van den Kôndêng, gezien van Soeinbêr
waroe; van hier wordt de Kèndêng-spits e gepeild in het zuiden
17° ten westen, en de Merapi in het zuiden 10^ ten westen.
Idjèn Figuur 3; dit profiel stelt voor de noordoostelijke
zijde van den Merapi, benevens de Kêndêng-spits, gezien van
Badjoel mati; zoowel in dit profiel, als in het vorige, herkent
men den rand der kawah Idjèn (van het kratermeer) aan de
lijnregte rigting, waarin dezelve voortloopt.
In Idjèn Figuur 4 wordt de afteekening geleverd van de
oost-zuidoostelijke zijde van den tweelingberg Merapi en Ranté,
met elkander verbonden door middel van een hoog tusschenzadel
«Ongop-ongop,» gelijk deze zieh aan het oog voordoet,
gezien van het poststation Katapang, 5 païen benoorden Banjoewangi
gelegen. Rawon Figuur 3 stelt voor de zuidelijke
en znid-zuidoostelijke zijde der beide genoemde bergen, enz.
(Zie Rawon, bladz. 887.) Idjèn Figuur 5 geeft, de westzuidwestelijke
zijde van den Merapi en de zuidwestelijke zijde
der kawah Idjèn, gezien van Ongop-ongop. De lezer vergelijke
hiermede Rawon Figuur 2, voors teilende de bergtoppen
Merapi, Ranté en Boeloerau, gezien van Bondowoso en Rawon
Figuur d, waarop dezelfde bergtoppen voorkomen, doch op
Asêm, jav. cn asam, mal.: zuur, wrangj — bagocs: fraai, mooi; — banjoe,
jav. cn soengi, mal.: rivier; — paît: bitter; poetili: wit.
999
ecn grooteren afstand gezien, namelijk, van den top Tjêmoro
kêndêng van het Ajang-gebergte. Zij verheffen zieh boven den
zoom van den goenoeng Kêndêng. In Rawon Figuur ,d zijn
no 3 en . 4 dezelfde bergtoppen, welke in Idjèn Figuur 2
met e en in Idjèn Figuur 3 met no 4 zijn aangeduid geworden.
Wij hebben hier derhalve een groot, geïsoleerd bergeiland
vöör ons, -welks oostelijk gedeelte bekend is onder den
a l g e m e e n e n naam van goenoeng Idjèn; door middel van de
l a n g e tusschenketen : des Kêndêng verbonden met den noordoostelijken
voorberg des ' Rawon: goenoeng Koekoesan, strekt
zieh zuid-zuidwestwaarts van den Idjèn de hoogc tusschenzadel
Ongop uit tot aan den goenoeng Ranté, een bergkegel
van bijna gelijke hoogte, welke zieh in verband met den
Idjèn als een dnbbele of tweeling-vulkaan voordoet. Zij vormen
de beide oostelijke hoekpilaren eencr groote bergmassa,
een merkwaardigen vulkanischen haard, welke zieh geïsoleerd,
en Stomp kegelvormig van gedaante, als ccn geheel uit laaglanden
verheft ; hij is als het wäre een uit verscheidene deelen
zamengevoegde groote of hoofdvulkaan, op welks uitersten
rand, die een centraal hoogland-omsluit, zieh vier afzonderlijke
kegelvormige vulkanen als schoorsteenen verheffen,
waaronder twee nog werkzame kraters, namelijk, de Rawon ton
westen en de Idjèn ten oosten, benevens twee uitgebluschten:
de Ranté en de Pêntil ten zuiden worden aangetroifen.
Op gelijke wijze als zieh aan de noordelijke zijde de Kêndêng
voordoet, — namelijk, als een buitenwaarts of naar het
noorden gebogene halve kring, welks binnen of zuidwaarts
gekeerd front naar het middenpunt der gansche bergmassa is
gerigt, en die, zijn oostclijken aan zijnen westelijken hoek
verbindende, als wäre het een ontzaggelijke boog tusschen den
Rawon en den Idjèn gespannen Staat, — even zoo wordt aan de
zuidzijde eene verbinding daargestcld tusschen den westelijken
hoek: Rawon en den zuidelijken pilaar van den oostelijken
hoek: Ranté, slechts met dit onderscheid, dat dezc laatste in
eene minder gebogene rigting voortloopt dan gene. De verbinding
tusschen den Ranté en den Pêntil wordL daargesteld
--•r - Î
'i.
BL..
j f f i