
W !
il .
vorbraiitl. llet mist eleu scliaduwrijken loniiner der woudcn,
wolkc op eene vochlige, vriichlbare aarde zijn geworteld en die
zells in de di-oogstc niaanden des jaars ninniier zulk een dor
aunzien verkrijgen als wij hier bij deze wouden bespeuren. De
nieer bruinachtig dan groen gekleurde, dooreengekronkelde
twijgcn, die het schrale loof dragen, worden slechts hier en
daar gelooid door het frisschere groen van enkele Ficus-soorten.
Het laatsle "vierde gedeelte van den weg loopt zoo digt längs
de kust, dat hij slechts door eene zeer smalle strook lands,
welke met vvoudgeboomte is bcdekt, van de straat Bah is gescheiden;
hier groeijen Rhizophoren, Sonneratien en andere soortgelijke
boomen. Slechts in de nabijheid van Banjoewangi wordt
do helder grijskleurige padasbodem hier en daar afgewisseld
door een donkeren zandgrond.
Alvorens wij Banjoewangi binnentreden, zullen wij eerst een
halfuurtje in lict derde poslstation Batoe toetoel verwijlen, hetwelk
op een afstand van 9 palen, d. i. 2 posten, ten noorden van
Banjoewangi en 14 palen, namelijk, 3 posten znidwaarts van
Badjocl mati op den oostelijken voet van den Idjen is gelegen
en onmiddellijk aan de straat Bali grenst.
Aan deze zijde verheft zieh de berg tamelijk steil uit de
smalle Balistraat, en rijst de helling vervolgens in trappen, als
Ket ware in terrassen opwaarts. Waarschijnlijk verkreeg de berghelling
deze gedaante, ten gevolge van over elkander heengevloeide
lava-stroomen, waarvan de bovensten, dat is, met andere
woorden, de laatst uitgebraakten, het kortst zijn en deze geven
aan de nitgestrekte, slechts zacht glooijende voorsprongen der
helling deze trapvormige gedaante. De laatste trap dezer voorsprongen,
dat is, der lava-stroomen, verheft zieh in de nabijheid
van het poststation en strekt zieh, in den vorm van een langen
henvelrug uit tot in de zee; hierdoor wordt de voortzetting
van den smallen knstzoom verbroken en loopt de weg, welke
zieh znidwaarts van het poststation voortzet, in deszelfs onmiddellijke
nabijheid over dezen heuvelrug. Het uiteinde van den
oostelijken voet des bergs daalt als een kleine, doch steile rotswand
in do zee neder; op eenigen afstand van de kust rijst hij
979 .
nog in klippen opwaarts, die kaal en zwart boven den spiegcl
der zee uitsteken. Woudboomen verheffcn hunne kruinen ovei'
dezen wand; zoowel deze als de Idippen, welke zieh in deszelfs
nabijheid in zee verheffen, worden door de inboorlingen: batoe
Toetoel, dat is, gevlekte of bestippelde steen, geheeten, welke
naam later insgelijks aan het nabij gelegene poststation is gegeven.
Het is een digte basalt, welks gitzwarte kleur eenigzins in het
blaauwe overgaat, en die kennelijk het uiteinde is van een
langen (oorspronkelijken) lava-stroom van den Idjen.
Terplaatse, waar de weg over dezen lava-stroom loopt, heeft
hij eene breedte van verscheidene honderd voet en is hij bedekt
met trachiet-lava, welke op zekere diepte in eene meer compacte
massa overgaat, terwijl hij daarentegen aan zijne oppervlakte
uit losse puinbrokken bestaat; hierop is eene laag rapilli uitgestort
en deze is wederom bedekt met eene laag zand, welke
de oppervlakte des bodems uitmaakt en bij gevolg als hetjongste
product moet beschouwd worden van de werkzaamheid des
vulkaans. Overal waar de zwarte basaltmassa zieh aan het oog
voordoet, is zij louter in kleine, veelal slechts twee, ja, menigwerf
slechts een duim dikke stukken gespleten, welke eene onregelmatig
kubieke gedaante hebben en tusschen de elkander
kruisende, een vierkant beschrijvende spleten in den vorm van
hobbels of bulten aan de oppervlakte uitsteken, ten gevolge
waarvan deze basaltmassa oogenschijnlijk is zamengevoegd uit
louter kleine stukken, op de wijze van mozaik; waarschijnlijk
Vnoet hierin de oorsprong worden gezocht van den naam batoe
Toetoel. Op vele andere plaatsen is deze basaltmassa niet in
kubieke stukken afgedeeld, maar heeft zij eene afzondering in
rondgebogene concentrieke, evenwijdig loopende lamellen, als
waren het schellen; het schijnt derhalve, dat de parallelopipedische
Stakken, waarvan straks is gesproken, slechts als onderverdeelingen,
geledingen, dezer lamellen zijn te bcschouwcn,
die ontstaan zijn door nevensplefcen, welke gene onder regte
hoeken snijden; eiders weder zijn de tusschenv oegen iets wijder;
door deze voegen is het, dat het welwater', hetgecn eiders in
de rots ingedrongen was, zijaen uitloop vindt en dat op een
iii ''i I!
• v i
! ,1
<1 l •«
t
i' .
'i•jj